18/87

Bezwaar tegen een regionale commissie voor het opzicht, die in haar besluit niet op alle klachten is ingegaan, waarbij bezwaarden zich afvragen of daar niet een zekere willekeur blijkt.

Op grond van ord. 19-3-1 en hoofdstuk II en III van ord. 11 zijn de commis­sies voor het opzicht bevoegd te beslissen over bijzondere middelen ter handhaving van de kerkelijke tucht.

Mede gelet op ord. 11-7-5 en 11-8 komt de GCBG geen bevoegdheid toe te oor­delen over een besluit van een commissie van opzicht, een handeling of een verzuim daaronder mede verstaan.

Er is derhalve geen onzekerheid als bedoeld in ord. 19-3-2 en de GCBG ver­klaart zich niet bevoegd.