04/87

Een lidmaat heeft bezwaar ingediend tegen BM-PKV.

Hij had eerst telefonisch en daarna tweemaal schriftelijk bezwaar aan­getekend (laatstelijk op 6 januari) tegen het ophangen van een affiche met het opschrift "Kruisraketten néé" voor een van de ramen van het prov. ker­kelijk bureau. Het BM liet iedere reactie achterwege, waarop hij (op 7 fe­bruari) bezwaar had ingediend bij de PC. Deze verklaarde hem niet ontvanke­lijk omdat het bezwaar zou zijn ingediend meer dan dertig dagen nadat het BM zich in redelijkheid over zijn verzoek had kunnen uitlaten en meer dan 30 dagen nadat het affiche was verwijderd.

GCBG noemt deze beslissing onjuist.

Ord. 19-1-3 biedt de mogelijkheid bezwaar te maken tegen een verzuim. Er bestaat echter geen reden hem daarvoor aan een korte termijn te binden. Als bezwaarde met het indienen van een bezwaarschrift wacht in de hoop dat het kerkelijk orgaan alsnog zal besluiten mag die keuze niet onmogelijk worden gemaakt. Het is niet redelijk dat de bepaling van de tijdsduur waarbinnen een kerkelijk orgaan in redelijkheid dient te beslissen voor risico komt van degene die door het uitblijven van een beslissing is getroffen. Het bezwaar is in dit geval niet onredelijk laat ingediend.

Voorts acht de GCBG de klacht gegrond dat het BM de uiteindelijke verant­woordelijkheid voor de plaatsing van de affiche ten onrechte bij (de voor­zitter van) de staf legt. Het BM kan in de interne organisatie bepaalde beslissingen overlaten aan de staf, maar draagt daarvoor als kerkelijk or­gaan wel de verantwoordelijkheid. Anders zou tegen besluiten van de staf geen mogelijkheid van bezwaar of beroep openstaan. Een beslissing een der­gelijke affiche op te hangen raakt het beleid van het BM en behoort daarom niet tot het beheer van het gebouw, dat aan de prov. financiële commissie is opgedragen.

Het bezwaar tegen de weigering van het BM om het affiche weg te halen wordt ongegrond verklaard. Niet gezegd kan worden dat een beslissing om een af­fiche over het volkspetitionnement op te hangen niet in redelijkheid kon worden genomen. De daarin vervatte boodschap was immers niet in strijd met het standpunt dat de GS over kernbewapening had ingenomen.