11/84 (vergl. 23/88)

Een bezwaar tegen een uitspraak van de cie ex. ord. 13-30 is ontvankelijk ver­klaard, omdat de kerkorde voor de kerkenraad niet voorziet in een bijzon­dere mogelijkheid om tegen een besluit van de cie op te komen.
Het betreft het verzoek om losmaking krachtens ord. 13-30 van een predikant in een combinatie van gemeenten. De PC had uitgesproken dat in een derge­lijke si­tuatie geen losmaking kan worden overwogen, tenzij de combinatie is beëindigd of in beide gemeenten ernstige bezwaren tegen de ambtsbediening bestaan.

De GCBG spreekt uit dat losmaking van de band met de predikant ook mogelijk is voor één van de beide gemeenten van een combinatie.

Het werk binnen een gemeente mag niet blijvend ten gevolge van een ernsti­ge verstoring in de verhouding tussen de predikant en de ge­meente worden belem­merd. Dat uitgangspunt geldt evenzeer voor een gemeente, die een pre­dikants­plaats deelt met een of meer andere ge­meenten.

Uit het oogpunt van de bescherming van de belangen van de predikant bestaat voor een andere opvatting geen aanleiding.