20/82

Gem. A wil met ingang van 1-1-83 geen gebruik meer maken van SMRA, vanwege fi­nanciële situatie van de gemeente (niet vanwege wanprestatie van SMRA)

Tav het recht:

De stelling van de SMRA dat een gemeente nimmer de rechtsbetrekking kan verbre­ken door opzegging wordt door GCBG onjuist geacht.

"Voor de beantwoording van deze vraag moet aansluiting gezocht wor­den bij het arrest van de Hoge Raad van 16 december 1977, NJ 1978, 156. Daarbij moet voorop gesteld worden dat SMRA er belang bij heeft dat de tussen SMRA en de gemeente bestaande rechtsbetrekking duur­zaam zal zijn. De rechtsbe­trekking is niet voor een bepaalde termijn aangegaan. De bepalingen welke deze rechtsbe­trekking regelen - de hierna te noemen generale regeling, artikel 1 tot en met 6 - voor­zien voorts niet in de mogelijkheid van een eenzijdige beëindi­ging daarvan door de gemeente. Dit sluit echter niet uit dat uit de goede trouw, bedoeld in artikel 1374, derde lid, van het Bur­gerlijk Wet­boek, kan voortvloeien dat de rechtsbetrekking niettemin voor beëin­diging door de ge­meente vatbaar is. Daarvoor kan met name plaats zijn in geval van - niet in de generale regeling voor het inrichten en bij­houden van de registers der gemeenteleden verdisconteerde - omstandigheden van zo ernstige aard dat SMRA naar de maatstaven van redelijkheid en bil­lijkheid geen onbeperkte instand­houding van de rechtsbetrekking door de gemeente mag verwachten. In dat geval zal, zo aan de hand van de goede trouw geen minder ingrijpende oplossing kan worden gevonden, de gemeente bevoegd zijn tot opzegging van de rechtsbetrek­king op de termijn en even­tueel onder de voorwaarden, die in verband met de belangen van beide par­tijen redelijk zijn te achten".

Uitspraak: voor onbepaalde tijd aangehouden. Gemeente heeft onvoldoende van de mogelijkheden van SMRA gebruik gemaakt. (verg. 24/82)