Art. 85. Geene Kerk zal over andere Kerken, geen Dienaar over andere Dienaren, geen Ouderling of DIaken over andere Ouderlingen en Diakenen eenige heerschappij voeren.
Dit artikel bevat een der grondbeginselen voor de Gereformeerde
|126|
kerkinrichting. Reeds op het convent te Wezel sprak men uit, dat
de ambtsdragers geen heerschappij zullen voeren over elkaar en
dat de classis niet als een soort hoger bestuur over de kerken
mocht heersen.
De eerste synode sprak dat uit in artikel 1. Dat is het
uitgangspunt.
Voorop dus: geen hierarchie, noch in de trant van Rome, noch in
enige andere vorm. Geen hierarchie, dat wordt in heel deze acta
volgehouden.
De Hollandse kerken hadden nogal bezwaar tegen het saamkomen ener
synode, ze kon de vrijheid der plaatselijke kerk eens te na
komen.
De gereformeerde kerken spraken uit, dat iedere plaatselijke kerk een zelfstandige kerk is; in wezen zijn de kerken dus aan elkander gelijk en dus mag de ene kerk niet heersen over de andere, en dus twee kerken niet over een derde en tien kerken in een classicale bijeenkomst niet over één kerk.
Door het kerkverband aan te gaan hebben de kerken zich vrijwillig verbonden zich aan de beslissing der meerdere vergadering te zullen onderwerpen, tenzij deze strijden tegen het Woord Gods of tegen de artikelen der Kerkenordening. En wat geldt van de kerken, geldt ook van de ambtsdragers; de een staat niet boven de andere. Geen bisschoppen of superintendenten.