Van de kerkelijke samenkomsten

Art. 29. Vierderlei kerkelijke samenkomsten zullen onderhouden worden: de Kerkeraad, de Classicale vergaderingen, de Particuliere Synode, en de Generale of Nationale.

Dit artikel spreekt van vierderlei samenkomsten. Al zijn deze vier samenkomsten naast elkander geplaatst, ze zijn toch niet gelijk. Alleen de kerkeraad is een vast college, de andere zijn slechts

|74|

vergaderingen, die, als de zaken behandeld zijn, uiteengaan en niet meer bestaan.
De Kerkeraad is rechtstreeks door Christus met gezag bekleed; het ambt der regeerders is door de apostelen ingesteld.
Hand. 20: 28: Ziet toe op uzelf en op de gehele kudde over welke u de Heilige Geest gesteld heeft als opzieners om de kerk (ekklesia) van God te weiden.
In 1 Tim. 4: 14 spreekt Paulus van presbyterion: het ouderlingschap als college van ouderlingen.

De Kerkeraad is het enige bestuurscollege in de kerken.
„In alle kerken zal een Kerkeraad zijn”, zegt Artikel 37. Dit is een primordiaal beginsel, dat steunt op de H. Schrift. De Kerkeraad is een instelling van Christus die het regeerambt uitoefent niet door één enkel persoon, maar door meerdere personen, die samen een raad vormen.
In vorige eeuwen waren nog andere namen in gebruik: presbyterium, het college van ouderlingen; consistorium, de plaats waar de Kerkeraad vergaderde, en vandaar de Kerkeraad zelf; senatus ecclesiasticus, d.i. de kerkelijke senaat.
Anders staat het met de andere kerkelijke samenkomsten. Voor deze samenkomsten is geen rechtstreeks bevel in de Heilige Schrift te vinden; ook lezen wij niet van dergelijke vergaderingen. Wat Hand. 15 ons meldt van een „vergadering te Jeruzalem” kan bezwaarlijk een Synode genoemd worden. Alleen Prof. Grosheide heeft de moed in K.V. van Handelingen, die vergadering Synode te noemen.

In Antiochië waren mensen gekomen uit Judea, die leerden, dat de besnijdenis noodzakelijk was tot zaligheid. Over dit twistpunt zendt Antiochië Paulus en Barnabas en enkele anderen naar Jeruzalem, waar de Farizeeuwsche gedachte herleefde, en dezelfde kwestie was gerezen.
Paulus en Barnabas hebben geen leeruitspraak nodig; zij wisten heel wel, det de tegenstanders dwaalleer verkondigden.
De apostelen en de ouderlingen komen nu samen en nemen een beslissing, die wat het punt in kwestie betreft Paulus en Barnabas in het gelijk stelt.
Is dat nu een Synode, een vergadering van kerken? Waarom zijn er dan geen andere kerken vertegenwoordigd, die van de gemeenten door geheel Judea en Galilea en Samaria? (Hand. 9: 31).
Welke vergadering onder apostelen zou durven schrijven, zoals deze vergadering met de apostelen: Want de Heilige Geest en

|75|

wij hebben besloten. Hand. 15: 28. Deze vergadering kan zo spreken, omdat de apostelen tegenwoordig zijn, die deze bepaalde belofte van Christus hebben ontvangen.
Een gebod van meerdere vergaderingen vindt ge nergens in de Schrift. Ook in de eerste tientallen jaren na het sterven van de apostelen werden geen Synoden gehouden.
Men kan dus niet zeggen, dat een kerkverband behoort tot het wezen van een kerk, zodat een plaatselijke kerk niet bestaan kan zonder verband. Ook de kerk van Genève leefde niet in kerkverband.
Als het een gebod van Christus is, hebben de kerken van 1618-1619 tot 1834 dit gebod schromelijk overtreden.

En toch hebben de Gereformeerde kerken van stonde aan ingezien de noodzakelijkheid van kerkverband.
Om welke reden dan?
Wij belijden de éne heilige, algemene christelijke kerk, en de plaatselijke kerken vormen die éne kerk; ’t is het éne lichaam van Christus, het éne Hoofd van dat lichaam. Van die eenheid lezen we in het Nieuwe Testament.
Paulus verwijst in 1 Cor. 11: 26 de twistende broeders naar de eenheid van gevoelen, die in andere kerken heerst.
In een bepaald land is samenwerking van kerken tot wederzijdse hulp voor de verzorging van de armen te Jeruzalem. Zelfs is er in Hand. 9: 31 sprake van de kerk van geheel Judea, Samaria en Galilea; Gods volk, Israël in zijn geheel genomen staat hem dan voor ogen. (De Staten-Vertaling heeft kerken, maar de nieuwe vertalingen hebben naar de beste handschriften kerk).
Voetius spreekt zelfs van classicale en synodale vergadering als kerk, maar merkt dan zelf op, „echter niet in eigenlijke zin, maar tropisch, omdat zij de kerken vertegenwoordigen en vergaderd zijn en handelen in die vergadering als een enkele kerk”. Al is elke plaatselijke kerk een lichaam van Christus, een compleet geheel, toch mogen die plaatselijke kerken geen ogenblik de eenheid verloochenen.

Maar van instituaire eenheid is geen sprake in de Heilige Schrift. Elke kerk is vrij en zelfstandig. Men spreke liever niet van autonomie, want naar de samenstelling wil dit woord zeggen: zelf de wet stellen en de kerk maakt geen wetten; ook niet in de kerkenordening. In de kerk is geen heer; en despotisme, ook van kerken over een enkele kerk is aanranding van de enige Despotes, Jezus Christus. Judas 4 en 2 Petr. 2: 1.

|76|

Dientengevolge zijn de Gereformeerde kerken al spoedig er toe overgegaan met elkaar in verbinding te treden.
In 1568 komen op instigatie van Marnix van St. Aldegonde wel niet kerken, maar personen samen te Wezel om een handleiding te geven voor het constitueren van het kerkelijk leven.
In Embden komen in 1571 de kerken voor het eerst in Synode samen, om, naar het woord van Marnix, „een algemene, lieflijke overeenkoming aller Nederlandse gemeenten op te richten”.
In de bijeenroeping van de eerste Gereformeerde Synode is geen sprake van enig vermeend voorschrift of gebod uit de Heilige Schrift. Het beginsel der vrijwilligheid wordt zo sterk mogelijk geaccentueerd.
Naast die vrijwilligheid in het aangaan van het confoederatief verband, wordt tegenover alle hiërarchie voor de vrijheid der plaatselijke kerken ten strengste gewaakt.
Met de erkenning van dit beginsel van Art. 1 van de Embdense Acta: „Geen kerke sal over een andere kerke, geen Dienaar des Woorts, geen Ouderling, noch Diaken, sal d’ een over d’ ander heerschappye voeren, maar een yegelyk sal voor alle suspicien, en aanlokkinge, om te heerschappen wagten”, valt of staat de gehele Reformatie, zegt Prof. Rutgers.