Art. 33. Die tot de samenkomsten afgezonden worden, zullen hunne credentiebrieven en instructiën, onderteekend zijnde van degenen die ze zenden, medebrengen en deze zullen keurstemmen hebben, ten ware in zaken, die hunne personen of Kerken in het bijzonder aangaan.
Reeds de Synode van Embden 1571 bepaalde een credentie en een
instructie …, want niemand mocht eigener autoriteit allerlei
punten aan de orde stellen.
Niet alle willekeurige zaken mogen op een classis of synode
behandeld worden, maar alleen die, welke daar door de zendende
kerken worden gebracht en die volgens de K.O. tot de kerken der
meerdere vergadering in het gemeen behoren; alleen wat de
lastgevers, d.i. de kerken, op de agenda geplaatst hebben kan
wettig behandeld worden.
Een credentiebrief is een geloofs- of lastbrief, dus een
verklaring waaruit blijkt, dat de afgevaardigden de opdracht
hebben om namens de zendende kerk(en) te handelen en te
besluiten, welke besluiten de kerken voor vast en bondig zullen
houden, tenzij ze strijden tegen Gods Woord of de
Kerkenordening.
Een classis of synode is geen vergadering van personen (zoals
|82|
een kerkeraad), maar van kerken. Wel wordt zulk een vergadering gevormd door ambtsdragers, maar deze zitten daar niet krachtens hun persoonlijk ambt, doch krachtens afvaardiging.
Vóór de vergadering van classis of synode begint, moeten dan ook
eerst de credentiebrieven worden nagezien en moet geconstateerd
worden, dat de kerken wettig vertegenwoordigd zijn.
„Als de afgevaardigden deze hun roeping niet verstaan, maar
spreken en handelen naar het goeddunken van hun eigen hart, is de
classis of synode geen meerdere vergadering van kerken”. Dr. F.L.
Bos.
Hieruit volgt, dat tijdige rondzending van de agenda aan de
kerkeraden noodzakelijk is. Reeds onze oudste kerkenordening, die
van Embden, bevatte daarvoor een regeling, welke nog altijd
geldig is.
Afgevaardigden mogen nooit vergeten, dat zij de primaire
gezagsdragers slechts vertegenwoordigen.
Afgevaardigden hebben, behoudens uitzondering in buitengewone gevallen, geen imperatief mandaat, d.w.z. een mindere vergadering zal niet te voren vaststellen, hoe door de afgevaardigden zal moeten gestemd worden. Immers hangt hier veel af van de te houden bespreking, waardoor soms nieuw licht op een zaak vallen kan.
De afgevaardigden zullen geen keurstem hebben in zaken, die hun kerken of personen in ’t bijzonder aangaan.