Art. 43. In het einde van de Classicale en andere meerdere samenkomsten zal men censuur houden over diegenen, die iets strafwaardigs in de vergadering gedaan, of de vermaning der mindere samenkomsten versmaad hebben.
Deze onderlinge censuur aan het eind der vergadering is te
onderscheiden van de censuur, die de praeses volgens Art. 35
tijdens de behandeling der zaken oefenen moet.
Beide zijn gelijksoortig van karakter; de eerste houdt de praeses
tijdens de behandeling der zaken; de laatste wordt geoefend door
de vergadering aan het eind over de houding en ’t gedrag tijdens
de vergadering en ook wanneer een klacht inkwam, dat een dienaar
der kerk zich niet stoorde aan de vermaning der mindere
vergadering.