Art. 28. Gelijk het ambt der Christelijke Overheden is, den heiligen kerkedienst in alle manieren te bevorderen, denzelven met haar exempel den onderdanen te recommandeeren, en aan de Predikanten, Ouderlingen en Diakenen in allen voorvallenden nood de hand te bieden, en bij hare goede ordening beschermen, alzoo zijn alle Predikanten, Ouderlingen en Diakenen schuldig de gansche gemeente vlijtiglijk en oprechtelijk in te scherpen de gehoorzaamheid, liefde en eerbiedinge, die zij den Magistraten schuldig zijn; en zullen alle kerkelijke personen met hun goed exempel in dezen de gemeente voorgaan, en door behoorlijk respect en correspondentie de gunst der Overheden tot de Kerken zoeken te verwekken en te behouden; ten einde, een ieder het zijne, in des Heeren vreeze, ter wederzijde doende, alle achterdenken en wantrouwen moge worden voorkomen, en goede eendracht tot der Kerken welstand onderhouden.