Art. 76. Zoo wie hardnekkiglijk de vermaning des Kerkeraads verwerpt, en desgelijks wie eene openbare of anderszins eene grove zonde gedaan heeft, zal van het Avondmaal des Heeren afgehouden worden. En indien hij, afgehouden zijnde, na verscheidene vermaningen geen teken der boetvaardigheid bewijst, zoo zal men ten laatste tot de uiterste remedie, namelijk de afsnijding, komen, volgens de forme naar den Woorde Gods daartoe gesteld. Doch zal niemand afgesneden worden, dan met voorgaand advies der Classe.
Eerst bij hardnekkigheid d.i. bij onboetvaardigheid en
onbekeerlijkheid treedt de eerste acte van tucht in eigenlijke
zin in: de disciplinaire afhouding.
Het tweede geval is „wie een openbare of anderszins grove zonde
gedaan heeft”. Staat na onderzoek de schuld vast, dan zal ook
deze zondaar aanstonds afgehouden worden.
De afhouding naar dit artikel draagt een disciplinair karakter, is dus censuur, waarbij hem het gebruik van zijn lidmaatschap wordt ontnomen, en wordt wel genoemd de excommunicatio minor d.i. de mindere excommunicatie of kleine ban. Een gecensureerde verliest het gebruik èn van het avondmaal èn het presenteren van zijn kinderen ten doop, en van het actief en passief kiesrecht. Komt de afgehoudene tot bekering dan moet hij naar Art. 75 met de gemeente verzoend worden.
|118|
Bewijst hij na verscheidene vermaningen geen boetvaardigheid, dan zal men tot de uiterste remedie komen n.l. de afsnijding.
Voor de afsnijding zal advies gevraagd worden aan de classis. Elke plaatselijke kerk heeft het recht iemand af te snijden, zonder advies van de classis, maar naar onderling overleg beperken de kerken hun macht tot meerdere waarborg van rechte tuchtoefening, en leggen zich de verplichting op het advies der classis te vragen.
Er is ook een afhouding van het Avondmaal, die geen tuchtmiddel
is en in de K.O. niet genoemd wordt.
Voetius noemt enkele gevallen op: als een zondaar wel berouw
heeft betoond kan het gewenst zijn hem nog een of twee keer van
’t Avondmaal af te houden om de ergernis uit de gemeente weg te
nemen; hangend het onderzoek; en ook opdat de boetvaardige tijd
heeft zijn waarachtige bekering te bewijzen (vr. 85 H.Cat.).