9. De beteekenis van het woord „mitsdien” in het Bevestigingsformulier

 

(1899.)

13. „Mitsdien”, in onze bevestigingsformulieren, is niet geheel hetzelfde als „dus” of „derhalve”, zoodat eruit volgen zou, dat eene wettiglijk uitgebrachte beroeping van Gods gemeente, reeds

|45|

daardoor, altijd en immer eene roeping Gods zou zijn, en dus geen predikant of ouderling of diaken ooit of immer tegen zulk eene beroeping bezwaren, van welken aard ook, zou mogen inbrengen, of zelfs daarvoor bedanken; en het is ook niet „daarmede”, in den zin van „bovendien”, zoodat er uit volgen zou, dat de beroeping der gemeente op zichzelve nog niets Goddelijks zou hebben, en er eene tweede, liefst als verborgen innerlijk gedachte, roeping van God (buiten den middellijken weg om) zou noodig zijn.

Het is eenvoudig „daarmede” in den zin van „daardoor”, zoodat erin wordt uitgesproken, dat de roeping tot het kerkelijk ambt van God zelven komt, maar middellijk door de gemeente. Hetgeen dan niet uitsluit, dat er ook eene wettige beroeping der gemeente zijn kan, waarin de geroepene, wegens omstandigheden in welke hij ook Gods werking en leiding erkennen moet, geen roeping Gods kan zien; maar wel meebrengt, dat hij, indien er zulke omstandigheden niet zijn, eigen inzicht niet boven dat der gemeente mag stellen, en in hare roeping een roeping Gods heeft te erkennen; zoodat hij verklaart van God Zelven geroepen te zijn, en die roeping ontvangen te hebben, niet door eigen aandrang of bevinding, maar langs den middellijken, van God geordenden, weg, door de roeping der gemeente.


Rutgers, F.L. (1921)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 4
Kerkorde GKN (1905) Art. 5