47. Wat te doen, indien de predikant met een deel van den kerkeraad, tegen advies der Classe in, een gekozen ouderling weigert te bevestigen?

 

(1908.)

75. Inzake het bezwaarschrift van Ds. A c.s. tegen het optreden als ouderling te X van den daartoe gekozen B. heeft de classis Y m.i. terecht geoordeeld, dat dit protest ongegrond was, en dat B. dus thans als ouderling moet bevestigd worden, terwijl zij tevens uitsprak, dat de twee kerkeraadsleden, die in januari moesten aftreden, nog in functie zouden blijven, totdat zij door de nieuw gekozenen zouden vervangen worden: een kleine verlenging van diensttijd, die in zulke gevallen niet alleen geoorloofd, maar ook alleszins wenschelijk is, en die ook door de oude usantie reeds lang is aanbevolen.

Nu schrijft ge me, dat Ds. A (met nog twee kerkeraadsleden) zich aan geen der drie punten van die uitspraak der Classe wil

|183|

onderwerpen, en wil appelleeren op de particuliere en eventueel op de Generale Synode, terwijl hij inmiddels het besluit der Classe onuitgevoerd wil laten; ook bet besluit, dat de twee kerkeraadsleden, die in januari moesten aftreden, in functie zouden blijven tot aan de bevestiging hunner opvolgers. En nu doet ge mij te dien aanzien drie vragen:

a. Of die 2 leden het recht hebben zoo lang nog in functie te blijven? Ik antwoord dat zij, na het besluit, dat de Classe te dien aanzien nam, daartoe niet alleen gerechtigd, maar ook geroepen en verplicht zijn. Regel is steeds, dat de aftreding na volbrachten diensttijd gepaard gaat met de optreding der opvolgers, en dat, ingeval die optreding om de eene of andere reden nog niet geschiedt, de aftredende nog tijdelijk in functie blijft; en die regel heeft zijn grond hierin, dat anders de arbeid te veel schade lijdt, en de regeering der kerk bij te weinig personen komt; althans in de kleinere, dat is, in verre de meeste kerken; zoodat voor deze de regel dus bijna altijd te volgen is (’t geen in groote gemeenten natuurlijk minder noodig is). En dan zijn er zeker gevallen, waarin men te dien aanzien in twijfel kan zijn; maar alsdan beoordeelt de Classe, wat in het concrete geval noodig of nuttig of wenschelijk is; en aan dat oordeel heeft men zich te onderwerpen; beroep op de Synode zou hier de uitvoering niet kunnen hinderen, daar anders een enkele onwillige of kwalijkgezinde eene geheele gemeente zou kunnen verwoesten, eenvoudig door bezwaar te maken tegen elke verkiezing (al was ’t op de nietigste gronden) en dan te protesteeren tegen alle in dienst blijven van aftredenden; met vrijheid voor zichzelven, om te appelleeren op de Generale Synode, die misschien pas over drie jaren zou vergaderen. En ook daarna zou zulk een onwillige dan tegen nieuwe verkiezingen hetzelfde kunnen doen. Zoodat b.v. een kerk als die van Amsterdam, dan, door slechts één onwillig lid, jarenlang zonder ouderlingen en diakenen zou kunnen zijn! Dat gaat niet aan; en daarom was reeds de oude regel, dat in zulke gevallen het besluit der Classe, ook al wordt daarvan geappelleerd, ook moet worden uitgevoerd, en van kracht blijft, tot het (bijna ondenkbaar) geschiedt, dat de Synode het besluit verkeerd zou achten. Dit geldt natuurlijk ook van het besluit der C!asse, om een protest tegen de benoeming van

|184|

een ouderling of diaken, dat door den kerkeraad niet was aangenomen en dat bij de Classe kwam, ongegrond te verklaren, en dan tevens te besluiten dat de bevestiging moet doorgaan. Dit moet dan ook worden uitgevoerd, ook al wordt er geappelleerd op particuliere en Generale Synode, op wier decisie dan niet kan gewacht worden. De Classe zal wel zulk een besluit niet nemen zonder goeden grond, en er niet toe overgaan, wanneer soms niet wenschelijk is, dat de bevestiging toch doorga, maar alsdan de aftredenden verzoeken desnoods nog een langen tijd in functie te blijven. In X schijnt echter geenerlei reden te zijn, om de quaestie lang te laten hangen. Veeleer het tegendeel.

b. Of over het blijven dienen van die twee in den kerkeraad moet of mag gestemd worden? Ik antwoord, dat het zeker behoorlijk zou zijn, indien de kerkeraad van X nu besloot, aan de beslissing der Classe te voldoen; maar dat de kerkeraad geen vrijheid heeft om te stemmen, in zulk een zin, dat hij de uitvoering van het besluit der Classe ook zou mogen afstemmen. Daarvoor juist komt zulk een geschil (tusschen de 2 aftredenden met 2 aanblijvenden eenerzijds, en 3 aanblijvenden anderzijds) in de Classe, opdat deze onderzoeke en dan uitspraak doe, krachtens kerkverband en kerkenordening.

c. Wat moet de Classe doen, als Ds. A c.s. weigert aan de beslissing der Classe te voldoen, doordat hij de 2 bedoelde kerkeraadsleden niet ter vergadering oproept en toelaat? Ik antwoord, dat natuurlijk eerst moet beproefd worden, hem van het verkeerde van zulk een gedrag te overtuigen. Maar indien niets baatte, dan zie ik geen anderen uitweg, dan dat een buitengewone Classe (ad hoc) Ds. A tijdelijk schorse wegens onwilligheid om zich aan de kerkelijke orde te onderwerpen, en dan tevens besluite, de bevestiging der 2 benoemde B.B. op den volgenden Zondag te X te doen plaats hebben, door den Dienaar des Woords. dien de Classe daartoe aanwijst. Daarna behoeft de schorsing natuurlijk niet voort te duren. Tenzij onverhoopt Ds. A dan mocht weigeren de aldus bevestigden in hun dienst te erkennen. Maar dit is wel niet waarschijnlijk.

En ook houd ik niet voor waarschijnlijk, dat Ds. A het tot het uiterste zal laten komen.

|185|

Als hem wordt voorgehouden, hoe hij, door volharding in zijn verzet, de Classe zou dwingen, om der wille van de gemeente, kras tegen hem op te treden, en hoe hij daardoor niet alleen zijn eigen naam in oneere brengen zou, maar ook oorzaak zijn zou, dat de Naam des Heeren bij de wereld gelasterd werd; hoe hij daardoor onrust en verwarring in de gemeente voor langen tijd zou bestendigen, en haar in geestelijk opzicht grootelijks schaden zou; hoe hij zijn eigen verderen arbeid daardoor bij velen, misschien wel bij de meesten, veelszins onvruchtbaar zou maken, enz., dan vertrouw ik, dat hij, ofschoon vasthoudende aan zijn eigen beschouwing van zaken en personen (’t geen hem natuurlijk geheel vrij staat) toch wel zou te bewegen zijn, zich naar de uitspraak der Classe te voegen, en niet zichzelven daarboven te stellen.

Zelf kan ik hem daarover niet schrijven; daar hij mij niet geraadpleegd heeft, en ik nooit ongevraagde adviezen geef. Ik heb er bijna dagelijks toch al zooveel te geven, op vragen; en dan zou ik den schijn krijgen van mij met alles te willen bemoeien, als ik ook nog ongevraagd mijn advies gaf; terwijl bovendien een ongevraagd advies maar zelden in goede aarde valt. Maar gij zelf (of een der Classe B.B.) hebt alleszins aanleiding om te beproeven op Ds. A te werken. En hartelijk hoop ik, dat hij zal te overtuigen zijn.

Zooals ge aan mijn schrift wel zult gemerkt hebben, schrijf ik in haast. Ik hoop: nog leesbaar genoeg.

Moge de wijsheid, die van boven is, u en de Classe in deze zaak blijven leiden.


Rutgers, F.L. (1921)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 22