37. Moet voor het deelnemen aan kerkelijke verkiezingen een minimum leeftijd gesteld worden; en mogen degenen, die van het Heilig Avondmaal zijn afgehouden, aan zulke verkiezingen deelnemen?

 

(1901.)

51. In onderscheidene onzer kerken, b.v. ook hier te Amsterdam, heeft de kerkeraad in zijne regeling van de beroepingen en verkiezingen, o.a. de bepaling opgenomen, dat daaraan kan worden deelgenomen door „de mansleden, die tot het Avondmaal zijn toegelaten, niet onder censuur staan, en den drie en twintigjarigen leeftijd bereikt hebben”.

Gij schrijft mij, dat ook de regeling te X die bepaling van leeftijd heeft, en vraagt mij, of daarvoor iets te zeggen is. Mij dunkt, ja, n.l. voor de bepaling van een leeftijd. Voor de toelating tot het Avondmaal is zulk een leeftijd niet bepaald, en ook inderdaad niet te bepalen. In den bloeitijd der Geref. kerken geschiedde zij op den leeftijd tusschen 12 en 16 jaar; en ook thans komt, b.v. hier in Amsterdam, wel voor, dat iemand op 15-jarigen leeftijd tot het Avondmaal wordt toegelaten, omdat er alle de vereischten aanwezig waren; gelijk in het algemeen vroege toelating beter is dan latere. Maar dan gaat het niet aan, ook 15- of 16-jarigen, of zelfs nog iets ouderen, ook reeds mede te laten aanwijzen, wie er tot

|144|

predikant of ouderling of diaken te verkiezen is, of aan andere stemmingen te laten deelnemen; want daarvoor wordt nog meer vereischt dan voor de toelating tot het Avondmaal. Natuurlijk kan die rijpheid dan gesteld worden op 21 of 23 of een ander jaar. Maar 23, de oude bepaling voor burgerlijke meerderjarigheid, was dan nog het meest vrij van willekeur.

In uwe Xsche regeling schijnt niet voor te komen, dat wie onder censuur staat, niet kan deelnemen aan kerkelijke stemmingen. Duidelijkheidshalve mocht dat in een regeling wel worden opgenomen. Maar ook buitendien spreekt het toch van zelf. Wie van het Avondmaal is afgehouden wegens afwijking in leer of leven, is daardoor, tijdelijk, totdat hij zich bekeere en betering bewijze, van de volle kerkelijke gemeenschap uitgesloten, en kan dus vanzelf niet deelnemen aan eenige andere handeling, die tot de volle kerkelijke gemeenschap behoort; evenmin als iemand, die nog niet tot het Avondmaal is toegelaten; of eigenlijk nog minder: want het zou inderdaad geen zin hebben, iemand, die wegens het drijven van ergerlijke ketterij gecensureerd was, toch mede te laten aanwijzen wie dienaar des woords enz. zou worden. Natuurlijk moet de gemeente van tevoren weten, wie, al dan niet, mogen medestemmen; en ook daarom is wel goed, zulk eene bepaling in de kerkeraadsregeling mede op te nemen.


Rutgers, F.L. (1921)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 22
Kerkorde GKN (1905) Art. 24