44. Is iemand, die nooit aan het H. Avondmaal komt, verkiesbaar tot diaken?

 

(1905.)

66. Het zal in den bloeitijd onzer kerken wel nooit zijn voorgekomen, dat iemand, die in het ambt van diaken gesteld was, zich geheel onthield van deelneming aan de viering van het H. Avondmaal, of dat iemand, die zelfs nog nimmer daaraan had willen deelnemen, tot diaken gekozen werd. Integendeel, in de 16de en 17de eeuw werd zoodanig verzuim als zijnde in strijd met de roeping der geloovigen en met den uitdrukkelijken eisch van des Heeren Woord, ook bij gewone gemeenteleden niet door de vingers gezien, maar (waar het na herhaalde vermaning en waarschuwing bleef voortduren) wel degelijk beschouwd als een grond voor kerkelijke censuur.

Integendeel was dit zonder twijfel ook de rechte beproeving en waardeering van het H. Avondmaal. En nu kan er te dien aanzien wel eens eenige onregelmatigheid zijn in den aanvang onzer reformatie (gelijk zulks in de 16de eeuw ook wel voorkwam), wanneer de kerkelijke toestanden nog veelszins ongeordend zijn. Maar zulke afwijking mag dan toch niet tot een soort van geoorloofden toestand worden: er moet altijd zoo spoedig mogelijk mee gebroken worden. Wanneer dus tegen iemand, die nu in een onzer kerken tot diaken benoemd is, als bezwaar wordt ingebracht, dat hij zich geheel onttrekt aan de viering van het H. Avondmaal, dan kan ik slechts zeggen dat dat bezwaar m.i. gegrond is, en dus de benoeming niet kan doorgaan, maar een ander in zijn plaats is te kiezen (tenzij de reeds gekozene over zijn verzuim schuldt belijdt en betering des levens belooft en toont).

Eigenlijk had de kerkeraad hem ook niet eens de gemeente ter benoeming mogen voordragen, maar dit schijnt nu evenwel reeds geschied te zijn.

|171|

De bedoelde broeder kan daarom wel gaven hebben voor het werk der barmhartigheid, en m.i. in een burgerlijk armbestuur goede diensten doen, maar een kerkelijke dienst, die wel allereerst dienst des Heeren in des Heeren werk is, eischt allereerst eerbiediging van des Heeren Woord en opvolging van des Heeren ordinantiën voor het kerkelijk leven.


Rutgers, F.L. (1921)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 24