|254|

Artikel 30.

In deze samenkomsten zullen geene andere dan kerkelijke zaken, en dezelve op kerkelijke wijze, verhandeld worden. In meerdere vergaderingen zal men niet handelen, dan ’tgene dat in mindere niet heeft afgehandeld kunnen worden, of dat tot de Kerken der meerdere vergadering in ’t gemeen behoort.

 

62. Mag de kerkeraad op verzoek van een schuldeischer een gemeentelid, dat zijn schulden niet betaalt, manen tot betaling?

 

(1916.)

106. Wanneer iemand onwillig is om zijne schulden te betalen heeft de schuldeischer natuurlijk het recht, hem tot betaling te dwingen. Maar de macht, die hij daarvoor dan te hulp moet roepen, is de macht der van God gestelde Overheid, die daarom ook beschikt over de noodige middelen om alle zaken, die van burgerlijken aard zijn, behoorlijk te onderzoeken, en die de macht heeft om gehoorzaamheid aan hare uitspraken af te dwingen.

De kerk, aan welke die macht en die middelen niet ten dienste staan, is ook inderdaad tot zulke werkzaamheid op stoffelijk gebied niet geroepen. Zonder twijfel moet zij door prediking, onderwijs en vermaning ook het 8e gebod aan ieder voorhouden. Maar wanneer over geldelijke aangelegenheden een bepaald conflict is tusschen twee gemeenteleden, moet de kerk als zoodanig dit niet in behandeling nemen, maar de aanwijzing volgen, die in Lucas 12: 14 gegeven is, en zich dus houden aan de zeer duidelijke bepaling, die in art. 30 K O. gegeven is en die reeds van de 16e eeuw af in onze kerken gegolden heeft: „In deze samenkomsten (van kerkeraad, Classe en Synode) zullen geen andere dan kerkelijke zaken verhandeld worden.”

Het zou er inderdaad ook treurig gaan uitzien, wanneer kerkeraden

|255|

konden gebruikt worden als eene soort van onbezoldigde deurwaarders, om nalatige schuldenaars tot betaling te sommeeren en ze te dien einde voor de kerkeraadsvergadering te dagen. Daartoe moeten kerkelijke vergaderingen zich niet leenen.

Hierdoor wordt zeker niet uitgesloten, dat ook predikanten en ouderlingen en diakenen persoonlijk en broederlijk samenspreken met nalatige betalers, en hun, naar bevind van zaken en naar hun beste weten goeden raad en vermaning geven. Maar dat is geheel iets anders dan eene behandeling door de kerk als zoodanig, formeel en in kerkelijke vergadering.


Rutgers, F.L. (1921)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 30