§ 47. Van de deformatie in het kerkbestuur.

Deformatie in het kerkbestuur kan daardoor ontstaan, dat de personen der kerkbestuurders ongeestelijke, bureaucratische, vormelijke lieden zijn, van alle gaven des Geestes voor het bestuur van Jezus’ kerk misdeeld. Ze zullen dan het recht ongewroken laten, zij het ook dat ketterij of bandeloosheid het schendt, en ten slotte zelfs neigen, om hun macht als rechters te misbruiken, om wat onrecht is recht te doen heeten en de onschuldigen te verdoen. Intusschen is dit nog niet deformatie van het kerkbestuur als zoodanig. Deze deformatie is dan eerst aanwezig, als de bestuursinrichting zelve

|110|

afwijkt van wat ze zijn moet naar den Woorde Gods. Er kan een kerk zijn, met een uitnemende bestuursinrichting, maar die, door slecht personeel bezet, slecht werkt. Maar omgekeerd kan er ook zijn een zeer slechte bestuursinrichting, die hoe ook met uitnemend personeel bezet, nooit goed werken kan. Het is er meê als met de machinekamer in een stoomschip. Heb het prachtigste schip met de uitnemendste machine, en toch gaat uw schip in den grond, als uw machinist óf onkundig óf onoplettend, óf door drank bedwelmd is. Maar ook heb omgekeerd een ellendig schip met onbruikbare machines, en al plaatst ge er dan de uitnemendste machinisten in, dan brengen ze u toch niet vooruit. En zoo nu is het ook met een kerkbestuur. Ge redt door een goed kerkbestuur uw kerk niet als de Geest Gods haar verlaat; maar is uw kerkbestuur slecht, dan kunt ge ook uw kerk niet van het verderf afhouden, al kondt ge al uw kerkbestuur bezetten met stipt rechtzinnig personeel. Ook op deze deformatie dient dus zeer scherpelijk gelet, overmits ze het recht krenkt, de beste krachten verlamt; de ankers en gebinten van het huis loswrikt; en de toekomst der kerk op het spel zet. En geen wonder voorwaar, want elke deformatie in zake het kerkbestuur raakt rechtstreeks de vraag, of in de kerk van Christus al dan niet alle macht aan Koning Jezus en zijn Woord zal blijven ; en voorts niet minder die, andere, of in de kerke Christi, waarin allen broeders zijn, al dan niet weer een meesterschap van den broeder over den broeder zal worden opgericht. Revolutie door opstand tegen den koning, of Clericalisme door heerschappijvoering over de broederen, is de dubbele vorm van krankheid, die door deze bestuursdeformatie het leven der kerk aantast. „Eén is uw meester, en gij zijt allen broeders!” is het levenswoord, dat hier alleen genezing aanbrengt. Het geldt den alouden strijd tusschen de heilige ordinantiën Gods en de valsche ordonnantiën der menschen.