E10 kerken buiten
Nederland
1. De kerken onderhouden naar vermogen oecumenische betrekkingen
met kerken van gereformeerde belijdenis in het buitenland. Zij
respecteren daarbij de eigen historie en context van elke
kerk.
2. Met kerken waarmee bijzondere historische banden bestaan kan
door de synode een nauwere zusterkerkrelatie worden aangegaan,
die wederzijds volledige aanvaarding van elkaars leden en
predikanten inhoudt.
3. De kerken kunnen participeren in internationale kerkelijke
verbanden, organisaties en instellingen. Zij kunnen
partnerschappen met buitenlandse kerken aangaan voor personele en
materiële uitwisseling en hulp, met inachtneming van regelingen
die door de synode worden vastgesteld.
1. De slotzin van art. 47 KO1978 (‘op ondergeschikte punten zullen buitenlandse kerken niet veroordeeld worden’) heeft een negatieve dictie en is nu in E10.1 positiever geformuleerd. Tegelijk spreekt daaruit ook meer bescheidenheid: respecteer de eigen werkwijze van de Geest in verschillende landen en culturen.
2. Er zijn veel kerken in de wereld waarmee een vorm van gemeenschap mogelijk zou zijn. Het is echter ondoenlijk om al die contacten op hetzelfde intensieve niveau vorm te geven. Daarom wordt nu in E10.2 onderscheid gemaakt: contacten met kerken waarmee bijzondere historische banden bestaan, bijvoorbeeld omdat het meest emigranten zijn uit Nederland, krijgen voorrang.
3. Terwijl de zusterkerkrelatie volgens E10.2 een bilaterale is, kan via een internationaal verband als de ICRC met meer kerken een multilaterale gemeenschap worden gevormd. Kerken zijn nationaal en internationaal geroepen om elkaar bij te staan. E10.3 geeft de mogelijkheid om daar passende partnerschappen voor te ontwikkelen.