E4 classis
1. Ten minste vier in eenzelfde regio gelegen kerken vormen een
classis.
2. De classis komt ten minste vier keer per jaar in vergadering
bijeen.
3. Uit elke kerk worden een predikant en een ouderling
afgevaardigd. Waar een predikant ontbreekt, neemt een
ouderling zijn plaats in.
4. Predikanten die niet zijn afgevaardigd wonen de vergadering
bij en hebben adviserende stem.
5. In de classis ontmoeten de kerken elkaar voor onderlinge steun
en advies bij het plaatselijk kerkelijk leven en zien zij op
elkaar toe.
6. De classis behandelt voor haar ressort de zaken als bedoeld in
art. E3.3.
1. Door het verdwijnen van de particuliere synode is het eenvoudiger om classes samen te stellen van voldoende omvang: er is niet langer een minimaal aantal classes nodig om een particuliere synode in stand te kunnen houden. Daarom kan er nu in E4.1 een minimum aantal kerken worden genoemd voor een classis. Alle huidige classes voldoen daar overigens al aan.
2. Vier keer per jaar volgens E4.2 in plaats van “minstens eenmaal in de drie maanden” volgens art. 41 KO1978. Vanwege de zomerperiode zijn de classisvergaderingen meestal niet gelijkmatig over het jaar verdeeld.
3. Tegenover het laten vervallen van de PS streven wij naar een versterking van de classis. Daarom is in E4.5 de classis gekarakteriseerd als:
|69|
a. een ontmoeting van de kerken;
b. voor onderlinge steun;
c. en voor advies.
Voorzover de classis momenteel lijdt onder een zeker stoffig,
formeel imago, zouden de kerken dat moeten aanpakken en van
zich afschudden. De classis kan aan kracht en betekenis winnen
als de kerken echt belangrijke aspecten van hun gemeentelijk
leven willen uitwisselen en met elkaar delen. Ook al is de
classis een kerkelijke vergadering met een kerkelijke agenda en
geen studievereniging, zij kan volgens E4.5 in samenhang met E3.3
sub c. relevante gemeenschappelijke zaken behandelen op basis van
afspraken door de kerken.
4. In het licht hiervan staat ook de afvaardiging naar de classis. Volgens E4.4 wonen predikanten die niet zijn afgevaardigd de vergadering bij en hebben aldaar adviserende stem. Deze presentie en mogelijkheid tot inbreng verhogen de betrokkenheid van de predikanten en bevorderen hopelijk ook de meningsvorming ter classis. De vrijblijvendheid van art. 42 KO1978 functioneert in dit opzicht niet goed: de ene predikant ziet het als een alibi om niet naar de classis te hoeven, de andere predikant ervaart het als een barrière om wel te gaan. Beide blijven zij vervolgens weg. Het is zaak alle beschikbare deskundigheid van de predikanten te mobiliseren. Wanneer zij wegblijven, doen zij de classis en zich zelf tekort.