A3 interne
rechtsorde
1. De kerkorde wordt door de kerken aanvaard als een
gemeenschappelijke regeling voor het leven in de gemeente en het
samenleven van de kerken.
2. De kerken, ambtsdragers en gemeenteleden leggen zich er
op toe de kerkorde en de kerkelijke regelingen en besluiten in
kerkelijke stijl na te leven.
1. De kerkorde berust op vrijwillige gemeenschappelijke aanvaarding. Vgl. art. 84 KO1978. Het is geen hiërarchisch vastgestelde c.q. van bovenaf opgelegde codex, maar een ‘gemeen akkoord’ waarin de kerken elkaar aanvaarden op de grondslag van het gedeelde geloof. De KO wordt vastgesteld door de synode (zie H1), dat is de kerkelijke vergadering van alle kerken tezamen.
2. Het kerkrecht heeft een eigen kerkelijk karakter. Het is geen formeel recht dat vanuit een legistische opvatting en uitleg dient te worden gehanteerd en toegepast. Het is echter evenmin een vrijblijvende aangelegenheid, die naar believen te baat kan worden genomen dan wel kan worden terzijde gesteld. Het gereformeerd kerkrecht heeft een sterk functioneel of instrumenteel karakter. Het is geen doel in zichzelf, maar dient de opbouw van de gemeente van Christus en het onderling samenleven van de kerken. De ‘kerkelijke stijl’ in A3.2 sluit direct aan bij het ‘op kerkelijke wijze’ van art. 30 KO1978.
3. De kerkorde en verdere uitvoeringsregels reguleren het interne kerkelijk leven. Dit is een belangrijk aspect: wij verkeren in Nederland gelukkig in de situatie van ‘een vrije kerk in een vrije staat’. De kerk mag zonder overheidsinmenging haar eigen regels stellen en handhaven voor het leven in de gemeente en het samenleven van de kerken in het kerkverband.