C5 bediening van de
doop
1. De heilige doop wordt bediend aan de pasgeboren kinderen van
de gelovigen en aan volwassenen die zich tot God bekeren en nog
niet eerder waren gedoopt.
2. De bediening van de doop als sacrament van de inlijving in
Christus en de opneming in zijn gemeente vindt plaats in een
kerkdienst.
3. Bij de doop van kinderen beloven de ouders of duurzame
verzorgers hen te onderwijzen in de bijbelse leer en hen op te
voeden tot een leven met God.
4. Aan volwassenen wordt de doop bediend nadat zij openbare
belijdenis van hun geloof hebben gedaan.
5. De kerken erkennen de doop die elders in een christelijke
kerkgemeenschap op geldige wijze in de naam van de Vader, de Zoon
en de Heilige Geest is bediend.
1. In C5.1 zijn de kinderdoop en de volwassendoop in één artikel geplaatst en daarmee dichter bij elkaar gebracht. In het pasgeboren zijn zit een verwijzing naar het aspect dat de doop is bedoeld als direct volgend op de geboorte en dat geen onnodig uitstel mag plaatsvinden.
2. In C5.3 zijn de ‘duurzame verzorgers’ genoemd om situaties van adoptie of duurzame pleegzorg aan te duiden. Volgens geldend kerkrecht mogen immers ook deze kinderen gedoopt worden.
3. De in C5.5 geformuleerde regel is al oeroud, maar is tot nu toe niet in de KO vastgelegd. Er is geen reden waarom dit alleen gewoonterecht zou moeten zijn. Tegelijk is niet elk aspect van de dooperkenning geregeld. De woorden ‘op geldige wijze’ verwijzen ernaar dat de doop moet zijn bediend door iemand die daartoe in de betreffende kerk of kring bevoegd wordt geacht.