B11 bijzonder opleidingstraject
1. Voor een kandidaat die elders een universitaire theologische opleiding heeft genoten en als predikant wil dienen in de kerken, is een getuigschrift van de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland vereist waaruit blijkt dat hij bekwaam is om het ambt van predikant uit te oefenen.
2. In geval van uitzonderlijke gaven en ervaring kan een broeder, die niet beschikt over de vereiste theologische opleiding, toegang vragen tot het ambt van predikant. Voor hem geldt een aangepast studieprogramma aan de Theologische Universiteit volgens de generale regeling.

Toelichting B11

1. B11 en B12 handelen over twee bijzondere routes naar het predikantschap in de kerken en zien vervolgens per artikel nog weer op twee varianten.

2. B11.1 betreft theologiestudenten die aan een andere theologische universiteit hebben gestudeerd. Deze categorie wordt tot dusver niet in de KO genoemd. De GS Zuidhorn 2002 heeft hiervoor een generale regeling vastgesteld (Acta GS Zuidhorn 2002 art. 26).

|38|

De voorwaarden voor afgifte van een getuigschrift en de rol van de TU bij afgifte dienen overigens nog nader te worden onderzocht.

3. B11.2 ziet op de vanouds bekende categorie van personen met ‘singuliere gaven’ (art. 8 KO1978), nu omschreven als ‘uitzonderlijke gaven en ervaring’. Vanwege de toegenomen beschikbaarheid, maar tegelijk ook de toegenomen vragen omtrent de aan deze broeders te stellen geschiktheidseisen, heeft de GS Zuidhorn 2002 ook hiervoor een generale regeling vastgesteld. Deze ‘regeling van de route naar het predikantschap via artikel 8 KO’ is aangepast via een nieuwe regeling van de GS Zwolle-Zuid. Zie Acta GS Zwolle-Zuid 2008 art. 94.


Rapport dHKO (2010)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) B13