B27 schorsing en afzetting
ouderlingen en diakenen
1. Een ouderling of diaken die een openbare of in ander opzicht
ernstige zonde begaat, in strijd handelt met het ondertekende
bindingsformulier of de kerkelijke vermaning hardnekkig verwerpt,
wordt door de kerkenraad geschorst.
2. De kerkenraad besluit niet tot schorsing dan na instemming van
de kerkenraad van de naburige kerk.
3. Een schorsing geldt voor ten hoogste een periode van drie
maanden.
4. De kerkenraad beslist of na de schorsing afzetting moet
volgen.
|48|
5. De kerkenraad besluit niet tot afzetting dan na instemming van de kerkenraad van de naburige kerk.
1. Zie de parallelle bepaling B21 voor de predikant. Voor de ouderling en diaken gelden dezelfde schorsings- en afzettingsgronden als voor de predikant.
2. Verlenging van de schorsing moet bij ouderlingen en diakenen niet nodig zijn en is daarom niet voorzien.
3. Schorsing en afzetting van een ouderling of diaken geschiedt met instemming van de kerkenraad van de naburige kerk en niet de classis. Dit is conform het huidige art. 79 KO1978.