D3 middelen van kerkelijke
tucht
1. De kerkenraad gebruikt als middelen van kerkelijke tucht:
a. het ambtelijk vermaan;
b. de ontzegging van de toegang tot het avondmaal;
c. de inschakeling van voorbede en vermaan door de gemeente.
2. Als laatste redmiddel kan de kerkenraad overgaan tot
buitensluiting uit de gemeente.
1. De opsomming van de verschillende middelen van tucht in D3.1, die in de KO1978 ontbreekt, wil voorkomen dat tucht wordt beleefd als een automaat, die niet meer is te stuiten wanneer eenmaal de eerste stap is gezet. Door vooraf een palet aan middelen te tonen, ieder met zijn eigen aard en voorwaarden, wordt de kerkenraad gestimuleerd tot het voeren van een bewust beleid, liever dan het noodgedwongen zetten van de volgende stap.
3. Uiteraard is de volgorde van de middelen niet willekeurig. Er is sprake van een opbouw, waarbij het ambtelijk vermaan de basis vormt en de inschakeling van de gemeente het maximum.
4. De buitensluiting wordt afzonderlijk in D3.2 genoemd, omdat deze een ander karakter heeft. Het is niet, zoals bij de andere middelen, een aanpak die een tijdlang kan worden volgehouden. Het gaat om een eenmalig gebeuren als ultimum remedium. De keerzijde is dat het bij uitblijven van positief effect ook het einde vormt van de tucht, omdat de relatie met de zondaar wordt verbroken.
|60|
5. Wij maken onderscheid tussen ‘ontzegging van de toegang tot het avondmaal’ als tuchtmiddel en (eenvoudige) ‘afhouding’ van het avondmaal als ordemaatregel. Zie verder de toelichting bij D6.