C4 bijzondere
kerkdiensten
1. Op de christelijke feestdagen komt de gemeente in kerkdiensten
samen voor de verkondiging en viering van de grote
heilsfeiten.
2. Het houden van kerkdiensten bij de jaarwisseling en op de bid-
en dankdag voor gewas en arbeid wordt in de vrijheid van de
kerken gelaten.
3. De kerkenraad kan met het oog op bijzondere situaties of
groepen speciale en aangepaste kerkdiensten beleggen.
4. Wanneer een lid van de gemeente overlijdt, kan de kerkenraad
op verzoek van de familie bij de begrafenis een dienst van Woord
en gebed beleggen.
1. De expliciete opsomming van de christelijke feestdagen van art. 68 KO1978 is in C4.1 niet meer opgenomen. Daar bestaat wel consensus over. Mocht die ooit gaan ontbreken (zoals voorheen bv. over de Goede Vrijdag), dan dient er zoals vanouds vrijheid te zijn om daarover te verschillen.
2. De huidige aanwijzing volgens art. 69 KO1978 van een classis ter wille van het uitschrijven van een algemene biddag is in C4.3 vervallen. Kerkenraden zijn zelf in staat
|52|
om een oordeel te vormen over het beleggen van een bijzondere bidstond, wanneer daarvoor aanleiding bestaat.
4. Daarnaast verdisconteert C4.3 de al bestaande mogelijkheden voor het houden van diensten voor bepaalde doelgroepen, ook wel aangeduid als ‘aangepaste diensten’.
5. C4.4 komt in de plaats van art. 71 KO1978, dat rouwdiensten geheel verbiedt. Allerlei bijgeloof en misstanden, die in de 16e eeuw aanleiding waren voor het stellen van dit artikel, gelden niet meer in die vorm. In elk geval is er in dit opzicht geen verschil tussen een rouwsamenkomst en een rouwdienst. Volgens de nieuwe regel blijft de begrafenis een aangelegenheid van de familie. Er is altijd een verzoek van de familie nodig, wil er bij de begrafenis een kerkdienst worden belegd. De kerkenraad maakt de nodige afwegingen en beslist hierover. Er zijn situaties waarin het sterven van een gelovige zoveel impact heeft in de gemeente, dat haar bijeenkomen op de dag van de begrafenis natuurlijk en gewettigd is.