B12 toelating predikanten
van elders
1. Wanneer een kerk een predikant beroept die in of buiten
Nederland is verbonden geweest aan een kerk waarmee kerkelijke
gemeenschap wordt onderhouden, kan hij tot het ambt van predikant
in de Gereformeerde Kerken in Nederland worden toegelaten in de
weg van een toelatend onderzoek door de classis volgens de
generale regeling.
2. Een predikant die zich sinds kort heeft gevoegd bij een van de
kerken en afkomstig is uit een kerk waarmee geen kerkelijke
gemeenschap bestaat, wordt niet dan met grote voorzichtigheid tot
het ambt van predikant toegelaten. Daarbij wordt de generale
regeling in acht genomen.
1. B12 betreft predikanten die reeds in een andere kerkgemeenschap predikant zijn en overkomen naar één van de GKv-kerken. Ook hier gaat het om twee verschillende categorieën.
2. B12.1 ziet op predikanten die, in binnen- of buitenland, zijn verbonden geweest aan een kerk van gereformeerde belijdenis, niet zijnde een Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt). Art. 6 tweede alinea KO1978 ziet op deze categorie. Voor hen geldt vanouds de toelating via een colloquium doctum (Acta GS Dordrecht 1893 art. 165).
3. B12.2 betreft een andere categorie, namelijk de vroeger zo genoemde 'nieuwelingen in den dienst'. Daarvoor bestaat nu art. 9 KO1978. Hoewel hier op het moment van aanmelding als gemeentelid vaak sprake is van oprechte blijdschap vanwege de overkomst naar één van de kerken, leert de praktijk van oudsher tegelijkertijd dat voorzichtigheid is geboden omtrent de toelating als predikant. Zowel de gemeente, de predikant als het kerkverband moeten worden beschermd tegen een lichtvaardige start. De generale regeling kan voorzien in toelatingseisen, een proeftijd, e.d.