B5 taak van de
ouderlingen
1. De ouderlingen geven samen met de predikant leiding aan de
gemeente.
2. Als opzieners waken zij over het geestelijk leven van de
gemeenteleden. Zij leggen daartoe regelmatig huisbezoek
af.
3. De ouderlingen zijn samen met de predikant verantwoordelijk
voor de toelating tot de sacramenten van doop en avondmaal,
onder instemming van de gemeente.
4. De ouderlingen oefenen samen met de predikant zo nodig
kerkelijke tucht uit over de gemeenteleden.
5. Zij zien erop toe dat de predikant, de medeouderlingen en de
diakenen hun ambt trouw vervullen.
|34|
1. Het artikel vervangt art. 21 KO1978, maar bevat ook elementen van art. 10, 55 en 81 KO1978.
2. Wij menen dat het instituut ‘huisbezoek’ nog steeds een belangrijke plaats inneemt in de contactoefening tussen de ouderling en zijn pastoranten, ook al kan de functie en inhoud van plaats tot plaats en tijd tot tijd verschillen. Art. 21 KO1978 stelt het huisbezoek op “tenminste eenmaal per jaar”. Dit is soms te weinig, soms niet haalbaar. Wij prefereren daarom ‘regelmatig’.
3. In navolging van art. 21KO1978 spreken wij hier van de ouderlingen en niet van de kerkenraad. De nadruk ligt hier immers op de ambtelijke dienst van de onderscheiden ouderlingen en niet zozeer op de taakstelling van het college als kerkelijke vergadering. Dat laatste volgt in B28 en B29.