B4 predikanten met bijzonder
taakveld
1. Sommige predikanten ontvangen de roeping om een bijzondere
taak te verrichten in het midden van de kerken, zoals ten behoeve
van de theologische opleiding, bijzondere pastorale werkzaamheden
en missionaire arbeid.
2. De kerken voorzien waar mogelijk in predikanten die een
speciale geestelijke verzorgingstaak vervullen bij
niet-kerkelijke instellingen of organisaties, zoals ten behoeve
van gezondheidszorg, justitie of defensie.
3. De inzet van een predikant voor een bijzonder taakveld op
landelijk niveau behoeft de goedkeuring van de synode. In de
overige gevallen is de goedkeuring vereist van de classis waar de
bijzondere taak in hoofdzaak wordt verricht.
1. In dit artikel zijn systematisch twee categorieën predikanten met een bijzondere taak samengebracht: de bijzondere taak kan betrekking hebben op het werk in de kerken (B4.1) of op predikantswerk buiten de kerken (B4.2). In de KO1978 is sprake van een versnipperde behandeling in de artt. 2, 12, 18 en 25. Vanwege een toename van ‘bijzondere gevallen’ is het goed daarvoor een heldere kerkordelijke infrastructuur voorhanden te hebben.
2. B4.3 stelt vast dat de inzet van een predikant voor een bijzonder taakveld kerkelijk moet zijn ingebed. Het predikantschap is immers een kerkelijke hoedanigheid. De inzet op een bijzonder taakveld vereist daarom een breder kerkelijk draagvlak via classis of synode. Het kan niet de ‘solo’ beslissing zijn van een predikant of een predikant en ‘zijn’ kerkenraad. Bovendien wordt een predikant ‘onttrokken’ aan de gewone kerkelijke dienst, zodat het ook vanuit dat perspectief gaat om een belangenafweging voor de kerken.
3. Het artikel moet in samenhang worden bezien met B15, dat gaat over de bijzondere rechtspositie van deze predikanten in een bijzondere setting.