C3 inrichting van de
kerkdiensten
1. De kerkenraad ziet toe op een goede inrichting van de
kerkdiensten die strekt tot eer van God en die de opbouw en
eenheid van de gemeente dient.
2. De kerken houden zich aan de generale regelingen en besluiten
inzake bijbelvertaling, kerklied en orden van dienst.
3. Elke zondag wordt in een van de diensten een onderdeel van de
christelijke leer besproken, als regel aan de hand van de
Heidelbergse Catechismus.
4. Voor bijzondere handelingen in de kerkdienst, zoals de
bediening van doop en avondmaal, de bevestiging van ambtsdragers
of de huwelijksbevestiging, worden de door de synode vastgestelde
formulieren gebruikt.
1. In C3.1 staat voorop de primaire en permanente verantwoordelijkheid van de kerkenraad. De criteria die genoemd worden, zijn sturend voor de invulling van de kerkdiensten. Niet geëxpliciteerd is hier de verantwoordelijkheid van de voorganger. Die is al gegeven met de taakomschrijving in B3.2.
2. De KO1978 bepaalt in de kerkorde zelf dat de kerken zich zullen houden aan de orden van dienst, de psalmberijming en de gezangen die door de synode zijn aanvaard resp. goedgekeurd. Aan deze onderwerpen is in C3.2 de bijbelvertaling toegevoegd. De verwijzing naar generale regelingen en besluiten maakt meer differentiatie en nuancering d.m.v. synodale besluitvorming mogelijk. Op deze wijze kan door de synode op gedifferentieerde wijze de goede balans tussen plaatselijke verantwoordelijkheid en landelijke afspraken worden gecreëerd.
3. C3.3 handhaaft eenduidig een doorgaande behandeling van de onderdelen van de leer. Meer ruimte is er doordat de vorm van een preek niet is voorgeschreven en de catechismus wel regel is, maar niet de exclusieve bron voor de leerdienst.