D2 onderling vermaan
1. De leden van de gemeente zijn van Godswege verplicht elkaar te steunen in de strijd tegen de zonde. Zij vermanen elkaar liefdevol naar de regel die Christus in Matteüs 18 heeft gegeven.
2. Wanneer het onderling vermaan tot bekering en verzoening leidt, wordt geen mededeling aan de kerkenraad gedaan.
3. Leidt het vermaan niet tot bekering, dan wordt de kerkenraad ingelicht.

Toelichting D2

1. D2 sluit enerzijds aan bij artt. 73 + 74 KO1978 en de verwijzing aldaar naar Matteüs 18. Het onderling vermaan is de basis voor de christelijke tuchtoefening in de gemeente.

2. D2 maakt anderzijds in afwijking van de KO1978 geen onderscheid tussen ‘geheime’ zonden en ‘openbare’ zonden. Uit de tekst van art. 73 en 74 KO1978 lijkt te volgen dat de regel van Matteüs 18 alleen zou gelden voor de beperkte categorie van geheime zonden en dat bij openbare zonden de onderlinge vermaning niet van toepassing zou zijn. Dat is echter onjuist en wordt in D2 ondervangen doordat Matteüs 18 van algemene toepassing is.

3. Intussen betekent dat niet dat elke gradatie van zonden is komen te vervallen. Er is sprake van een glijdende schaal, niet van een scherpe theoretische indeling. Er is verschil tussen miserabel en censurabel gedrag. En bij censurabel gedrag is er verschil tussen zonde en ernstige zonde. De ‘openbare’ aanstoot die een zonde geeft, kan een factor zijn naast andere factoren die van invloed zijn op de ernst van de zonde.


Rapport dHKO (2010)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) D52