[WO-1: B22
emeritaat
B22.1 De kerkenraad verleent emeritaat aan een predikant die de
leeftijd van vijfenzestig jaar heeft bereikt. De
emeritaatsregeling behoeft de goedkeuring van de classis.
B22.2 Bij overeenstemming tussen kerkenraad en predikant kan het
emeritaat door de kerkenraad op een latere leeftijd worden
verleend.
B22.3 Een emeritus-predikant behoudt de bevoegdheid om op verzoek
van een kerkenraad het Woord en de sacramenten te bedienen.
B22.4 Bij emeritering blijft de kerkenraad van de laatst gediende
kerk verantwoordelijk inzake het ambt en het levensonderhoud van
de predikant. Art. B16.2 en B16.3 zijn van overeenkomstige
toepassing.]
[WO-2: B22
emeritaat
B22.1 De kerkenraad verleent emeritaat aan een predikant die de
leeftijd van zesenzestig jaar heeft bereikt. Bij overeenstemming
tussen kerkenraad en predikant kan het emeritaat door de
kerkenraad op een latere leeftijd worden verleend.
B22.3 Een emeritus-predikant behoudt de bevoegdheid om op verzoek
van een kerkenraad het Woord en de sacramenten te bedienen of
andere diensten te verrichten.
|67|
B22.4 Bij emeritering blijft de
kerkenraad van de laatst gediende kerk verantwoordelijk inzake
het ambt en het levensonderhoud van de predikant. (..)
B22.5 Bij emeritering wordt de generale regeling voor
predikantszaken in acht genomen.]
B22 emeritaat
B22.1 De kerkenraad
verleent een predikant emeritaat bij het bereiken van de daarvoor
door de generale synode gestelde leeftijd.
B22.2 In onderlinge
overeenstemming tussen kerkenraad en predikant kan het emeritaat
later ingaan. Het besluit van de kerkenraad behoeft de instemming
van de gemeente.
B22.4 Bij emeritering blijft de kerkenraad van de laatst gediende
kerk verantwoordelijk inzake het ambt en het levensonderhoud van
de predikant.
B22.3 Een emeritus-predikant behoudt de bevoegdheid om op verzoek
van een kerkenraad het Woord en de sacramenten te bedienen of
andere diensten te verrichten.
B22.6 Een besluit van
de kerkenraad omtrent emeritaat behoeft vooraf de goedkeuring van
de classis.
1. De in WO-2 opgenomen leeftijd van 66 jaar brengt vele pennen in beweging. De algemene teneur is om in de KO geen concrete leeftijd te vermelden. Er is meer flexibiliteit gewenst vanwege de maatschappelijke onzekerheid omtrent de AOW- gerechtigde leeftijd. Impliciet of expliciet zien de meeste reacties die leeftijd ook voor de predikant als maatgevend. Wij verwijzen in B22.1 naar de door generale synode gestelde leeftijd. Die kan worden opgenomen in de GRP.
2. Wij vermijden welbewust om te spreken van ‘pensioengerechtigde’ leeftijd, zoals in nogal wat reacties gebeurt, aangezien een predikant geen pensioenaanspraken heeft c.q. een emeritaatsuitkering niet als pensioen is te kwalificeren.
3. De emeritaatsverlening op een later tijdstip keert weer terug naar B22.2, zoals in WO-1. Hieraan is nu de instemming van de gemeente (approbatierecht) verbonden. Het is immers een besluit dat ook de gemeente voluit regardeert en niet slechts een onderlinge zaak van kerkenraad en predikant.
4. De volgorde van B22.3 en B22.4 is omgedraaid.
5. B22.5: de verwijzing naar de GRP vervalt. Dit is nu geregeld in B23.1.
6. De vereiste voorafgaande goedkeuring van de classis keert terug in B22.6.
7. Zie m.b.t. emeritaat ook de toelichting bij B17.