[WO-1: B30 kerkelijk
werkers
B30.1 De kerkenraad kan één of meer kerkelijk werkers benoemen om
een deel van het dienstwerk in de gemeente uit te voeren. De
kerkenraad stelt daarvoor een plaatselijke regeling vast met
inachtneming van de generale regelingen.]
[WO-2: B30 kerkelijk
werkers
B30.1 De kerkenraad kan een of meer kerkelijk werkers benoemen om
een deel van het dienstwerk in de gemeente uit te voeren.
B30.2 De kerkenraad houdt zich voor wat betreft profiel, taken en
positie van de kerkelijk werkers aan de generale
regelingen.
B30 kerkelijk werkers
B30.1 De kerkenraad kan een of meer kerkelijk werkers benoemen om
een deel van het dienstwerk in de gemeente uit te voeren.
B30.3 De kerkelijk
werkers zijn gebonden aan de leer van de Bijbel, zoals samengevat
in de belijdenisgeschriften. Zij bekrachtigen dit bij de
aanvaarding van hun werk door ondertekening van het
bindingsformulier.
B30.2 De kerkenraad houdt zich voor wat betreft profiel, taken en
positie van de kerkelijk werkers aan de generale regelingen.
1. Gevraagd wordt naar de rechtspositie van de kerkelijk werkers. Die is/wordt geregeld in de desbetreffende generale regeling en de daarop af te stemmen plaatselijke regeling.
|79|
2. Volgens een reactie is er geen behoefte aan opneming van de kerkelijk werker in de KO, omdat er geen sprake is van ‘gemeente-overstijgende taken’. Dit criterium is niet juist: er zijn veel meer plaatselijke aangelegenheden, die ook in de KO worden geregeld. Bovendien miskent dit de erkenning door de kerken van de wettige plaats van de kerkelijk werkers naast de ambtsdragers (art. 36 Acta GS Amersfoort-C 2005).
3. Een andere reactie vraagt om een bindingsformulier. Hierin is door GS Amersfoort-C al voorzien (idem). Wel is het nuttig dit naar analogie van B2.1 op te nemen in de tekst van de KO. Vandaar het nieuwe B30.3.