|124|

[WO-1: D9 buitensluiting
D9.1 Wanneer een zondaar zich blijvend goddeloos en onbekeerlijk toont, gaat de kerkenraad over tot buitensluiting uit de gemeente.
D9.2 Voor de buitensluiting zijn de goedkeuring van de classis en de instemming van de gemeente vereist.
D9.3 Voor het vragen van de instemming van de gemeente en het voltrekken van de buitensluiting worden de door de synode vastgestelde formuleringen gebruikt.]

[WO-2: D9 buitensluiting
D9.1 Wanneer een zondaar goddeloos en onbekeerlijk blijft, gaat de kerkenraad over tot buitensluiting uit de gemeente.
D9.2 Voor de buitensluiting zijn de goedkeuring van de classis en de instemming van de gemeente vereist.
D9.3 Voor de buitensluiting worden de door de synode vastgestelde formuleringen gebruikt.]

D9 buitensluiting
D9.1 Wanneer een zondaar geen berouw toont en zich niet bekeert, gaat de kerkenraad over tot buitensluiting uit de gemeente.
D9.2 Het besluit van de kerkenraad behoeft vooraf de goedkeuring van de classis en de instemming van de gemeente.
D9.3 Voor de buitensluiting worden de vastgestelde formulieren gebruikt.

Toelichting D9

1. Er is kritiek op de terminologie “goddeloos en onbekeerlijk blijft” in D9.1. Wij stemmen die toe. Geen van beide typeringen combineert goed met het werkwoord ‘blijft’. Bovendien zijn het beide gezindheden van het hart, waarover moeilijk te oordelen valt. Er dient daarentegen aangesloten te worden bij gedragingen: het geen berouw tonen, het zich niet bekeren. Of iemand ‘onbekeerlijk’ is c.q. blijft, is niet aan de kerkenraad ter beoordeling. Bovendien volgt er nog een artikel B10 over terugkeer! Om deze redenen is de formulering aangepast.

2. De noodzaak van een tweede gang naar de classis (na D8.1) wordt niet door iedereen gezien. Het gaat echter om twee verschillende situaties, die vragen om een verschillende beoordeling.
In D8.1 gaat het om de vraag of bekendmaking van de zondaar en de zonde aan de gemeente een probaat middel is. Dat vereist een belangenafweging. Bovendien is de privacy van de betrokkene in het geding bij publieke bekendheid in de gemeente en daarbuiten. Dat alles vraagt om een zorgvuldige extra check van de classis.
In D9 gaat het echter om het besluit dat afscheid genomen moet worden van de betrokken zondaar: hij is zelf niet meer bereikbaar voor het ambtelijk vermaan en wordt nu buiten de gemeente gesloten. Hierbij gaat het vooral om een toetsing van de rechtmatigheid van het besluit van de kerkenraad. Heeft de kerkenraad alles ondernomen wat in zijn macht is om betrokkene te bereiken met het Evangelie en rest de kerkenraad geen andere weg meer dan de buitensluiting?

3. Het gaat dus om twee beoordelingen van besluiten met een verschillend doel, in een verschillende context en op verschillende momenten. Wij schrijven bij D9.2 geen analoge toepassing van D4.1 voor. Daarmee is het horen van de betrokkene natuurlijk niet verboden. Maar een gebod is het niet, omdat er in een dergelijk geval zeer waarschijnlijk geen contact meer met de betrokkene zal zijn.

|125|

4. Wat de gemeente betreft, spreekt art. 77 KO1978 enkel over “stilzwijgende instemming”. Het bijbehorende formulier spreekt niet over approbatie door de gemeente: de kerkenraad deelt slechts mee wat er te gebeuren staat. Terecht wordt in een aantal reacties er op geattendeerd dat de formulering in de Werkorde hier zwaardere accenten legt. Wij menen dat daarvoor goede redenen zijn. De gemeente mag in het licht van Matteüs 18: 17 nadrukkelijk worden betrokken bij de tuchtoefening. Dat komt tot uitdrukking in de publieke bekendmaking aan de gemeente van D8 alsook in de vereiste instemming van de gemeente bij de buitensluiting van D9.

5. D9.3 is redactioneel aangepast: het gaat om de vastgestelde “formulieren”. Dat deze vaststelling door de synode is geschied, spreekt voor zich.


Rapport dHKO (2012)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) D60