[WO-1: C10 vertrek uit de
gemeente (2e gedeelte)
C10.2 Wanneer iemand meedeelt dat hij zich bij een andere
kerkelijke gemeenschap aansluit, behartigt de kerkenraad op
passende wijze de geestelijke zorg rond deze overgang.
C10.3 Wanneer iemand kenbaar maakt dat hij zich wil onttrekken
aan het opzicht van de kerkenraad, spant de kerkenraad zich in
hem alsnog voor de gemeente te behouden. Blijft dit zonder
resultaat, dan berust de kerkenraad in de onttrekking.
C10.4 Met betrekking tot iemand die zonder kennisgeving naar
elders verhuist en nalatig blijft in het aanvragen van een
attestatie, is de kerkenraad bevoegd het lidmaatschap van de kerk
voor beëindigd te verklaren.
C10.5 Van iedere beslissing die de kerkenraad neemt met
betrekking tot vertrek uit de gemeente doet hij mededeling aan de
gemeente.]
[WO-2: C10 vertrek uit de
gemeente (2e gedeelte)
C10.2 Wanneer iemand niet langer tot de gemeente wil behoren,
spant de kerkenraad zich in hem voor de gemeente te behouden.
Blijft dit zonder resultaat, dan berust de kerkenraad daarin en
doet hij daarvan mededeling aan de gemeente.
C10.4 Wanneer iemand zonder kennisgeving naar elders verhuist en
nalatig blijft in het aanvragen van een attestatie, is de
kerkenraad bevoegd met instemming van de gemeente het
lidmaatschap van de kerk voor beëindigd te verklaren.]
[WO-1: D12 onttrekking
metterdaad
D12.1 Wanneer iemand lange tijd elk contact met de ouderlingen
onmogelijk maakt, verklaart de kerkenraad zijn lidmaatschap van
de gemeente voor beëindigd, na goedkeuring van de classis en met
instemming van de gemeente.
D12.2 Wanneer blijkt dat iemand zich metterdaad maar zonder
kennisgeving heeft aangesloten bij een andere kerkelijke
gemeenschap, spreken de ambtsdragers hem daar op aan. Wanneer hij
volhardt in zijn ontrouw aan de gemeente, verklaart de kerkenraad
na goedkeuring van de classis zijn lidmaatschap van de gemeente
voor beëindigd.]
[WO-2: D12 onttrekking
metterdaad
D12.1 Wanneer iemand lange tijd elk contact met de ambtsdragers
onmogelijk maakt, verklaart de kerkenraad zijn lidmaatschap van
de gemeente voor beëindigd, na goedkeuring van de classis en met
instemming van de gemeente.
D12.2 Wanneer blijkt dat iemand zich metterdaad maar zonder
kennisgeving als bedoeld in art. C10.2 heeft aangesloten bij een
andere kerkelijke gemeenschap, spreken de ambtsdragers hem daar
op aan. Wanneer hij volhardt in zijn ontrouw aan de gemeente,
verklaart de kerkenraad na goedkeuring van de classis zijn
lidmaatschap van de gemeente voor beëindigd.]
C16
onttrekking
C16.1 Wanneer iemand
aangeeft niet langer tot de gemeente te willen behoren, zich
zonder kennisgeving bij een andere kerkgemeenschap aansluit of
bij verhuizing naar elders geen attestatie aanvraagt, en daar
ondanks inspanningen van de kerkenraad en de gemeente bij blijft,
berust de kerkenraad daarin en doet hij van de beëindiging van
het lidmaatschap mededeling aan de
gemeente.
C16.2 Wanneer iemand
lange tijd elk contact met de ambtsdragers onmogelijk maakt,
verklaart de kerkenraad na instemming van de gemeente zijn
lidmaatschap voor beëindigd.
|102|
1. Bij C10.2 uit WO-2 is opgemerkt dat deze bepaling in hoofdstuk D over vermaan en tucht thuis hoort. Wij stemmen toe dat er inhoudelijk veel verband is. Maar omdat het hier gaat om situaties waarin iemand zich juist aan het opzicht van een kerkenraad onttrekt, vervalt de mogelijkheid om tucht te oefenen. Zie hierover breder een artikel van dr. Dean Anderson over onttrekking (withdrawal) op www.spindleworks.com. Vandaar dat onze keuze is geweest het in C10 een plek te geven.
2. Na overweging en verwerking van de reacties bleek nog eens temeer de sterke verwantschap tussen de bepalingen van C10.2 en C10.4 en van D12. Dat heeft ertoe geleid dat we die bepalingen in WO-3 combineren en daarbij de keus maken om een nieuw artikel C16 een plaats te geven na C10 en voor C11.
3. Bij C10.2 in WO-2 zijn verschillende opmerkingen gemaakt over het zich inspannen van de kerkenraad om iemand voor de kerk te behouden. Eén kerkenraad meent dat men de mensen serieus moet nemen en daarom geen georganiseerde actie in de kerkorde moet opnemen. Soms zal de kerkenraad met iemand die zich wil onttrekken nog een traject kunnen gaan, maar vaak zal de hier bedoelde inspanning als een ongewenst dwangmiddel worden ervaren. Verder is opgemerkt dat in de toelichting bij WO-2 sprake is van een formulering die basis zou bieden voor actie ook vanuit de gemeente, terwijl die in de tekst niet voorkomt. Voorstel is daarbij om in te voegen de woorden ‘samen met de gemeente’.
4. Wij verwerken de gemaakte opmerkingen in een kortere formulering in C16.1: “Wanneer iemand (...), en daar ondanks inspanningen van de kerkenraad en de gemeente bij blijft, berust de kerkenraad (...)” Dat laat open of die inspanningen aan de onttrekkingsbrief voorafgaan of er ook deels nog op volgen.
5. Tegen de in C10.4 oorspronkelijk opgenomen instemming van de gemeente is in enkele reacties bezwaar gemaakt. In de nieuwe tekst van C16.1 is die instemming vervallen. Dat betekent intussen niet dat de kerkenraad niet met input vanuit de gemeente rekening houdt. Maar dat is niet meer expliciet en niet in de vorm van approbatie geregeld.
6. Een kerkenraad wil hier spreken van ‘onttrekking metterdaad’. In aansluiting bij de MvT bij WO-2 benadrukken we dat de onttrekking van iemand ook altijd de reactie van de kerk vraagt waarin zij aangeeft dat zij zich niet langer voor iemand verantwoordelijk kan achten. De kerk hanteert (mocht dit de gedachte achter deze reactie zijn) geen ipso facto-redenering. Het enkele feit dat iemand verhuist zonder attestatie aan te vragen, stelt hem nog niet buiten de kerk. Zolang er nog enige mogelijkheid van contact is, is het niet die daad alleen, maar zijn het die daad plus de daarbij gevoegde verklaringen en weigeringen die tot beëindiging van zijn lidmaatschap leiden.
7. In een reactie wordt gevraagd alsnog C10.2 uit WO-1 over de geestelijke zorg rond de overgang naar een andere kerkgemeenschap weer op te nemen. Wij gaan daar niet in mee. De bepleite pastorale zorg in zulke situaties kan ook worden gegeven zonder dat er een bepaling in de kerkorde staat. Bovendien zijn de situaties zo verschillend dat ze niet goed in één KO-bepaling zijn samen te vatten.
8. Veel commentaar is er gekomen op de voorgeschreven goedkeuring door de classis in zowel D12.1 als D12.2. Onze bedoeling dat een kerkenraad niet lichtvaardig iemand zal mogen ‘schrappen’ wordt onderschreven, maar het middel van de goedkeuring van de classis wordt te zwaar geacht. Wij laten daarom de
|103|
goedkeuring van de classis in beide bepalingen vervallen. De vereiste instemming van de gemeente blijft van kracht.
9. Sommigen vinden ook de instemming van de gemeente nog te ver
gaan. In het geval iemand zichzelf met zoveel woorden wil
onttrekken, heeft die instemming inderdaad geen zin; in C10.2
resp. C16.1 wordt die dus niet gevraagd. Sterker: uit oogpunt van
godsdienstvrijheid mag iemand niet belemmerd worden in het zich
onttrekken aan de gemeenschap van de kerk.
Maar in C10.4 en D12 resp. C16.2 gaat het om verklaringen van de
kant van de kerkenraad. Bovendien is er bij raadpleging van de
gemeente een concreet belang: waar de ambtsdragers geen contact
meer krijgen, hebben andere gemeenteleden dat soms nog wel.
10. De situatie van D12.2 uit WO-2 levert een aantal vragen op over de praktische toepassing. Hoe “blijkt” dat iemand zich heeft aangesloten bij een andere kerkelijke gemeenschap? We menen dat juist vanwege de onduidelijke situatie vaste meetpunten niet te geven zijn; belangrijker is dat de ambtsdragers met de betrokkene in gesprek gaan. Overigens is het niet de bedoeling dat de kerkenraad als detective gaat fungeren. D12.2 (nu onderdeel van C16.1) wil vooral voorkomen dat een kerkenraad zich machteloos voelt omdat iemand niet het fatsoen heeft om zelf duidelijkheid te geven.