|28|

Memorie van toelichting 3
Werkorde 3 — inleiding

 

A. inleiding

1. Werkorde 2 verscheen in mei 2011. Het bestond uit drie documenten:
a. een volledige versie van de tekst met memorie van toelichting;
b. de enkele tekst van Werkorde 2;
c. een leeswijzer.
De teksten zijn beschikbaar gesteld aan de GS Harderwijk en aan alle kerken en generale deputaatschappen. De teksten zijn voor een ieder vrij toegankelijk via de website van de kerken www.gkv.nl.

2. Intussen had de synode al besloten dat Werkorde 2 (WO-2), net als eerder Werkorde 1 (WO-1), zou worden voorgelegd aan de kerken en dat de kerken daarop weer mochten reageren. Van die mogelijkheid is ruimschoots gebruik gemaakt, zodat deputaten herziening KO zijn voorzien van een groot aantal reacties op de teksten van WO-2. In totaal is er door 115 kerken en door 13 deputaatschappen gereageerd op WO-2. Ook is gereageerd door deputaten kerkrecht en kerkorde (KRKO) van de Christelijke Gereformeerde Kerken en door de Commissie Contact en Samenspreking (CCS) van de Nederlands Gereformeerde Kerken. Deputaten constateren dat er in de eigen kerken en daarbuiten zeker betrokkenheid is bij het proces en zeggen ook nu alle meedenkers en inzenders dank voor hun inbreng.

3. Br. L.H. Olde te Doorn is deputaten opnieuw zeer behulpzaam geweest door alle reacties te rubriceren naar hoofdstuk en artikel en door ook verder als toegevoegd secretaris te fungeren. Wij zijn hem daarvoor zeer erkentelijk.

4. Deputaten presenteren nu Werkorde 3 (WO-3) als het resultaat van deze nieuwe inbreng-ronde en de verwerking daarvan door deputaten. Hadden deputaten aanvankelijk nog de idee om na de twee eerdere Werkordes nu een beperkte toetsing uit te voeren, gezien alle ingekomen opmerkingen, gedachten, formuleringen, vragen, voorstellen, etc., is het per saldo toch weer een stevige herbeoordeling geworden. Deputaten hebben in het licht van alle reacties kritisch naar hun eigen eerdere werk gekeken. De uitkomst is dat de opzet en indeling van WO-3 niet is gewijzigd, maar dat er op artikel-niveau wel een behoorlijk aantal aanpassingen is doorgevoerd, soms alleen redactioneel, maar soms ook materieel. Via de uitgebreide Memorie van toelichting (MvT) hebben wij keuzes verantwoord, wijzigingen toegelicht, maar ook standpunten gehandhaafd en nader gemotiveerd. U kunt ons in tekst en toelichting in alles volledig narekenen.

B. onderzoek bestuurlijke effecten bij afschaffing PS

5. Na de eerste behandeling ter synode op 16 april 2011 (art. 25 Acta GS Harderwijk 2011) heeft de synode op 11 juni 2011 uit haar midden een ad-hoc commissie ingesteld met als opdracht een onderzoek te doen naar de bestuurlijke effecten van de wijzigingen die voortvloeien uit Werkorde 2, hoofdstuk E, artikelen E3, E4 en E7 (art. 26 Acta GS Harderwijk 2011). Dit betreft – kort gezegd – de gevolgen voor de organisatie van de meerdere vergaderingen die (kunnen) voortvloeien uit het voorstel van deputaten tot afschaffing van de Particuliere synode (PS).

|29|

6. De commissie bestuurlijke effecten (cieBE) heeft haar opdracht zelfstandig uitgevoerd. Zij heeft haar concept-rapportage aan deputaten voorgelegd. Daarover is eenmaal door haar met deputaten gemeenschappelijk beraadslaagd op 10 februari 2012. De cieBE heeft haar rapport dd. 20 maart 2012 aan de synode aangeboden. De cieBE heeft geen standpunt ingenomen omtrent te maken keuzes.

C. nadere besluiten van GS Harderwijk

7. Op 1 juni 2012 heeft een voortgezette synodebespreking plaats gevonden. Deputaten hebben ten behoeve hiervan een tussenrapport uitgebracht, waarin zij een aantal algemene aspecten van de Werkorde nader hebben toegelicht, enkele artikel-overstijgende thema’s hebben besproken en diverse ‘voorvragen’ van de synode hebben beantwoord. Ook hebben zij hierin gereageerd op de rapportage van de CieBE. Met het oog op de besluitvorming zijn door deputaten een aantal concept-besluiten aan het tussenrapport toegevoegd. 

8. De bespreking ter synode heeft geleid tot de hierna vermelde synodebesluiten. Wij geven die integraal weer, zodat daarmee de meest actuele stand van zaken rond WO-3 voor iedereen beschikbaar is. De synode heeft besloten:

Besluit 1:
met instemming kennis te nemen van de uitgangspunten die deputaten bij het ontwerpen van de nieuwe kerkorde hebben gekozen:
1. de kerkorde dient te fungeren als een gemeenschappelijk akkoord voor het leven in de gemeente en het samenleven van de kerken in gehoorzaamheid aan de Heer, Jezus Christus, en om de vrede te dienen (intern perspectief);
2. de kerkorde dient tegelijk te functioneren tezamen met de overige kerkelijke regelingen als het statuut van de kerken in de zin van de Nederlandse wetgeving (extern perspectief);
3. de kerkorde staat in de presbyteriaal-synodale lijn en blijft daarin herkenbaar als een loot aan de stam van de Dordtse kerkenordening (DKO);
4. de kerkorde bevat rechten en plichten voor zowel de kerken, de ambtsdragers als de gemeenteleden;
5. zowel inhoudelijk als qua indeling, taal en stijl wordt gestreefd naar een goede balans van een geestelijke benadering en een zakelijke inslag;
6. voor bepalingen met een bindend c.q. normerend karakter wordt zoveel mogelijk de onvoltooid tegenwoordige tijd gebruikt;
7. de synode voorziet in generale regelingen ter nadere uitvoering van de kerkorde.

Besluit 2:
de indeling in hoofdstukken van de nieuwe kerkorde vast te stellen als volgt:
A. de kerken
B. de ambten en overige diensten
C. het leven van de gemeente
D. de kerkelijke tucht
E. kerkelijk samenleven
F. besluitvorming en rechtsmiddelen
G. materiële aangelegenheden
H. slotbepaling

|30|

Besluit 3:
1. aan de kerkordeartikelen een doorlopende nummering toe te kennen in Arabische cijfers voor de gehele kerkorde;
2. elk artikelnummer te laten voorafgaan door de hoofdletter van het hoofdstuk waartoe het artikel behoort;
3. ingeval een artikel uit meer leden bestaat aan elk lid een opvolgend eigen lidnummer te geven;
4. de officiële citeerwijze van de artikelen vast stellen als volgt: de hoofdletter van het hoofdstuk, gevolgd door het nummer van het artikel, gevolgd door het letterteken punt, gevolgd door het lidnummer;
5. ieder kerkordeartikel te voorzien van een samenvattend opschrift in de lijn van de opschriften van Werkorde 1 en 2.

Besluit 4:
deputaten herziening KO op te dragen de volgende synode te dienen met:
a. een overzicht van alle bestaande generale regelingen;
b. een overzicht van de bestaande generale regelingen die geen aanpassing behoeven;
c. een overzicht van de bestaande generale regelingen die wel aanpassing behoeven, voorzien van voorstellen tot die aanpassingen;
d. een overzicht van noodzakelijke nieuwe generale regelingen, voorzien van voorstellen daartoe.

Besluit 5:
1. uit te spreken dat deputaten in de lijn van Werkorde 1 en 2 ten aanzien van de ambten kunnen blijven werken op twee sporen, te weten enerzijds versterking van de eigenstandige posities van ouderlingen (kerkenraad) en diakenen (diaconie) en anderzijds waarborging van een goede samenwerkingsstructuur tussen beide zonder dat die leidt tot taakvermenging.

Besluit 6:
1. uit te spreken dat de kerken voor bijzondere kerkelijke organisaties en voor kerkelijke instellingen zoveel mogelijk gebruik maken van de rechtspersoonsvormen die vallen onder art. 2: 2 BW en zo min mogelijk van verenigingen en stichtingen naar burgerlijk recht.

9. Ten aanzien van de particuliere synode hebben deputaten de synode een concept- besluit aangeboden, uitgaande van een ‘particuliere synode nieuwe stijl’. Dit besluit is niet in stemming gekomen, omdat er na overleg tussen het moderamen van de synode, de synodecommissie en deputaten voor is gekozen om de vergadering eerst een globale keuze voor te leggen tussen een “PS oude stijl” en een “PS nieuwe stijl”. Beide opties behaalden echter bij deze peiling ter synode evenveel stemmen (18-18). Deputaten hebben aangegeven zich nader te beraden naar aanleiding van deze uitkomst. Zie hierover verder paragraaf H van deze inleiding.

10. Deputaten hebben de inhoud van het tussenrapport, de bespreking daarvan ter synode en de besluiten door de synode zoveel mogelijk verwerkt in WO-3.

11. Deputaten bespreken hierna in deze inleiding nog enkele meer algemene thema’s, die ook in het tussenrapport al aan de orde zijn gesteld. 

|31|

D. geestelijk karakter van de KO

12. Deputaten willen iets meer zeggen over het geestelijk karakter van het kerkrecht en van de kerkorde. Recht heeft altijd een ordenend en structurerend karakter. Om die reden wordt het vaak, meer of minder expliciet, tegenover het ‘geestelijke’ gesteld. ‘Law and order’ worden in één adem genoemd. Zeker in de kerk heeft het recht echter de kans te tonen dat het meer is dan regels en regeltjes ... Dankzij de vrijheid van godsdienst hebben de kerken bovendien het volle recht om hun eigen interne aangelegenheden te regelen. De kerken mogen zelf vorm geven aan hun eigen inrichting en organisatie (auto-nomie). En uiteraard doen zij dat in verbinding met het verleden, in de context van het heden en gericht op de naaste toekomst. Hier ligt dus een taak, maar ook een uitdaging voor de kerken.

13. Deputaten proberen daaraan in de Werkorde concreet inhoud en vorm te geven en doen dat op meerdere manieren: natuurlijk primair in de inhoud van de artikelen en de keuzes die daarbij gemaakt worden, maar ook in de indeling, de taal, de stijl, hier en daar geformuleerde uitgangspunten of doelstellingen, etc. Juist dit laatste roept blijkens de commentaren nog wel eens vragen op. In de wandelgangen is sprake van ‘mission statements’: bepalingen waarvan men zich afvraagt of die nou wel in een KO thuishoren. Neem en lees bijvoorbeeld:
A1 eenheid van geloof en belijden
A2 vrede
C1 de gemeente
C13.1 geloofsleven en toerusting
C14.1 onderlinge gemeenschap
C15.2 de missionaire roeping

14. Is het opnemen van deze bepalingen juridisch verplicht? Nee. Is de naleving van deze bepalingen juridisch ‘opeisbaar’? Nee. Moeten ze dan wel in de KO staan? Er moet niets. Maar het punt is of deze vragen wel vanuit het juiste perspectief worden gesteld. Wij menen van niet. Een KO is meer dan een zakelijk-technisch- juridische regeling van een aantal organisatorische punten in de kerk. De KO van een kerk komt voort uit haar ecclesiologie: de visie die de kerk heeft op haar eigen functioneren als kerk. Zoals we al eerder bij wijze van voorbeeld hebben geschreven: het Rooms-Katholieke kerkelijk wetboek (CIC) is geen kerkorde voor de GKv. Zelfs in de naam (wetboek of orde) komt dit al tot uitdrukking. Tegelijk is een kerkorde ook geen belijdenis. Het blijft wel het statuut voor de kerken. Het komt er dus op aan een goede balans te vinden tussen kerk en recht, tussen geestelijk en zakelijk. Er is dan ook geen reden wat minderwaardig te doen over bepalingen, zoals hierboven genoemd. Integendeel, zij zijn juist kader-stellend en stempelen daarmee de KO als eigensoortige kerkelijke regeling.

15. Daar komt nog het volgende bij: als een statelijke rechter moet oordelen in een kerkelijke zaak, dan biedt juist het eigensoortige karakter van het kerkelijk recht handvatten voor de interpretatie daarvan. Het geestelijk karakter heeft dus toch ook een juridische functie. Als de KO niets zou zeggen over de roeping en beroeping van de predikant, valt de rechtspositie niet te verklaren. Als het geestelijk karakter van de tucht niet wordt beschreven, dan kan de tuchtoefening gemakkelijk worden misverstaan als een vorm van straf of zelfs vergelding. Kortom: voor een goede rechtsbeoordeling is het nodig dat het recht zich ook goed laat vinden, juist ook in zijn eigen kerkelijk karakter.

|32|

E. indeling van de KO

16. De hoofdstukindeling van de Werkorde is in de MvT bij WO-1 (paragraaf K) reeds toegelicht. De indeling is bij WO-2 niet gewijzigd. Er zijn geen zwaarwegende argumenten bij deputaten binnen gekomen om alsnog een andere indeling voor te stellen. De hoofdstukindeling is dus door ons gehandhaafd.

17. Deze hoofdstukindeling gaat uit van een logische opbouw. Er is een afweging gemaakt over de volgorde van de hoofdstukken B en C. Er is voor gekozen om in lijn met de DKO c.q. KO1978 de ambten en overige diensten voorop te laten gaan in hoofdstuk B. Daartegenover staat een duidelijker positie van de gemeente in hoofdstuk C.

18. De synode heeft de hoofdstukindeling conform de Werkorde vastgesteld. Zie hierboven besluit 2.

F. nummering van de KO-artikelen

19. In de Werkorde is sprake van een tijdelijke werknummering, bestaande telkens uit een letter van het hoofdstuk gevolgd door een opvolgend cijfer binnen het hoofdstuk. In de inleiding van de MvT bij WO-2 (paragraaf E) hebben deputaten aangegeven dat een aantal systemen van nummering denkbaar is:
A. een doorlopende nummering in alleen cijfers voor de hele KO;
B. een doorlopende nummering in cijfers voor de hele KO, maar gecombineerd met de letters van de hoofdstukken;
C. een nummering per hoofdstuk, gecombineerd met de letter van het hoofdstuk.

Variant A is het systeem van de bestaande KO1978: één doorlopende nummering voor de hele KO. Voordeel: elk artikel heeft een uniek nummer in de KO. Nadeel: bij een latere wijziging (hetzij invoeging hetzij vervallenverklaring) ontstaat er een frictie met de gehele nummering.

Variant B kent ook één doorlopende nummering voor de hele KO. Hier heeft elk artikel bovendien een voorafgaande hoofdletter van het hoofdstuk. Voordeel hiervan is het unieke nummer van elk artikel, gecombineerd met de letter van het hoofdstuk, zodat ook direct zichtbaar is om welk hoofdstuk het gaat.

Variant C is het huidige Werkorde-systeem. Er is een nummering per hoofdstuk, gecombineerd met de letter van het hoofdstuk. Elk hoofdstuk begint weer bij artikel 1. Voordeel hiervan is dat latere mutaties makkelijker zijn te nummeren; er wijzigt alleen iets per hoofdstuk. Voordeel is ook de herkenbaarheid per hoofdstuk. Nadeel is het ontbreken van één doorlopende nummering voor de hele KO.

20. Deputaten hebben de synode voorgesteld om te kiezen voor variant B. Dit combineert de voordelen van één doorlopende nummering voor de hele KO met de directe herkenbaarheid per hoofdstuk. Een dubbele ingang via letter en cijfer verhoogt de toegankelijkheid en het gebruiksgemak. Bovendien houdt dit de structuur van de KO levend: er wordt blijvend gebruik gemaakt van de hoofdstukindeling. Wellicht is dit voor sommigen best even wennen in de praktijk. Maar het levert per saldo voordeel op.

21. Binnen de artikelen verdient het sterke voorkeur om de afzonderlijke leden ook een eigen nummer te geven, zoals nu in de Werkorde het geval is. De redactie van de huidige KO1978, met een doorlopende tekst zonder lid-nummering, valt

|33|

sterk te ontraden. Dit is een systeem dat in moderne regelgeving niet meer wordt gebruikt. Bovendien is het heel lastig bij verwijzingen. Je komt dan uit bij omschrijvingen als ‘artikel X tweede volzin’ e.d. Dergelijk behelpen is niet nodig. De citeerwijze van de leden binnen een artikel kan verkort worden tot een punt, gevolgd door de lid-nummers.

22. Het bovenstaande in de praktijk gebracht, zou er op neerkomen dat de nummering in hoofdstuk A conform de Werkorde is, waarna artikel B1 over de ambten uitkomt op het nieuwe nummer B6, artikel B2 op het nieuwe nummer B7, etc. In overzicht:

Werkorde

artikelen KO

leden

 

 

A1

A1

A1.1

A1.2

 

A2

A2

A2.1

A2.2

 

A3

A3

A3.1

A3.2

 

A4

A4

 

 

A5

A5

A5.1

A5.2

A5.3

B1

B6

B6.1

B6.2

B6.3

B2

B7

 

 

 

23. De synode heeft conform dit voorstel besloten. Zie hierboven besluit 3.

G. generale regelingen

24. Deputaten geven graag een nadere toelichting op de positie van de generale regelingen (GR) om verkeerde beeldvorming te voorkomen. Er is hier namelijk wel enige differentiatie en nuancering nodig:
a. veel bestaande regelingen zullen zonder aanpassing verder kunnen als generale regeling;
b. een aantal regelingen/besluiten/uitvoeringsbepalingen zal zonder al te veel problemen kunnen worden samengevoegd tot een generale regeling;
c. een aantal generale regelingen zal nieuw moeten worden opgesteld.

(ad a)
25. Het is goed om zich allereerst te realiseren dat er al veel generale regelingen bestaan. Een korte opsomming van belangrijke regelingen laat dat zien:
• preekbevoegdheid (2008)
• toelating predikantschap (1999, 2002)
• kerkelijk werkers (2005)
• ratificatie generale besluiten (2002)
• kerkelijke eenheid met CGK en andere kerken (2005, 2008)
• toelating gasten aan het avondmaal (2005)
• gastlidmaatschap jongeren (1990, 2002)
• koersbepaling kerklied (2002)
• huwelijk en echtscheiding (2002, 2005, 2008)

26. Het is niet de bedoeling om bestaande regelingen, die eerder door de synoden zijn vastgesteld, allemaal opnieuw te ontwikkelen. Daar zit niemand op te wachten.

(ad b)
27. Ook bij de tweede categorie gaat het om al bestaande regelingen, die echter door het besluitvormingsproces in meerdere synoden versnipperd zijn en daardoor niet makkelijk toegankelijk zijn. Hier zijn de kerken er mee gediend om bestaande besluiten in een generale regeling samen te brengen en transparant te maken. Een voorbeeld wordt gevormd door het besluitvormingsproces over losmaking. 

|34|

(ad c)
28. Tot slot kunnen er generale regelingen gewenst zijn, die er tot dusver niet zijn. Dit kan enerzijds gevoed worden doordat bepalingen uit de KO worden overgeheveld naar de GR. Dit kan anderzijds het gevolg zijn van een in de praktijk geconstateerde lacune, die invulling behoeft. Een voorbeeld van deze categorie is de beoogde ‘generale regeling predikantszaken’ (GRP). Wij verwijzen hiervoor verder specifiek naar de toelichting bij B23.

29. Deputaten nemen graag de indruk weg (zo die gevestigd is) dat er sprake zou zijn van allerlei nieuwe regelgeving. Dat is niet de bedoeling. Bovendien geldt dat de inhoud van de generale regelingen zich altijd zal (moeten) bewegen binnen de bandbreedte van de KO. En tot slot is het de synode zelf die de generale regelingen vast stelt.

30. De realisatie van de generale regelingen was in de afgelopen periode niet voorzien en naast de redactie van WO-1 en WO-2 ook niet uitvoerbaar. Het is de bedoeling dat hieraan in de komende periode na de GS Harderwijk wordt gewerkt. De synode heeft hierover inmiddels ook een besluit genomen. Zie hierboven besluit 4.

31. De vraag wordt gesteld of de Werkorde eigenlijk wel in eerste lezing kan worden vastgesteld als de generale regelingen er nog niet zijn. Deputaten beantwoorden deze vraag positief:
1e het beeld dat de generale regelingen er niet zijn, is grotendeels onjuist;
2e de generale regelingen volgen de KO en niet omgekeerd;
3e als de Werkorde in eerste lezing wordt vastgesteld, is zij nog niet operationeel;
4e het is de synode zelf die de generale regelingen vast stelt.

32. Wij hebben in WO-3 de vermelding van de generale regelingen achterwege gelaten. In WO-1 en WO-2 hebben wij wel een verwijzing opgenomen, met de mededeling dat het om een indicatieve opgave gaat. Deputaten volstaan hier met verwijzing naar besluit 4. De generale regelingen zijn een zaak voor de volgende GS.

H. de particuliere synode

33. In Werkorde 1 en 2 hebben deputaten voorgesteld de particuliere synode (PS) te laten vervallen. De GS Harderwijk 2011 heeft de ad hoc-cie bestuurlijke effecten (cieBE) opgedragen onderzoek te doen naar de effecten hiervan. De cieBE heeft aan de synode gerapporteerd. Zie hierboven onderdeel B.

34. Het rapport van de cieBE en de reacties uit de kerken hebben deputaten er toe gebracht om de voorstellen op een aantal punten bij te stellen. Deputaten zijn op basis daarvan gekomen tot het voorstel van een ‘PS nieuwe stijl’ met slechts een beperkte taakstelling, te weten:
a. het aanwijzen van de afgevaardigden voor de generale synode; echter niet het voorbereiden van de agenda van de generale synode;
b. het fungeren als beroepsinstantie; echter alleen voor:
(1e) beroep tegen besluiten die in eerste aanleg door de classis zijn genomen;
(2e) beroep tegen besluiten van een kerkenraad die met voorafgaande goedkeuring van de classis zijn genomen.

35. Deputaten hebben in hun tussenrapport aan de synode (zie hierboven punt 7) dit voorstel toegelicht en daarbij een concept-besluit aangeboden in bovenstaande zin. Ter synode is een peiling gehouden tussen een “PS oude stijl” en een “PS 

|35|

nieuwe stijl”. Beide opties behaalden echter bij deze peiling ter synode evenveel stemmen (18-18). Het concept-besluit van deputaten is daarop niet meer in stemming gebracht. Deputaten hebben aangegeven zich nader te beraden naar aanleiding van deze uitkomst (zie hierover punt 9).

36. Deputaten handhaven in WO-3 het voorstel, zoals verwoord in het tussenrapport, om te komen tot een PS nieuwe stijl met de beperkte taakstelling zoals hierboven genoemd. De uitkomst van de peiling geeft geen eenduidige aanwijzing om het voorstel voor de PS nieuwe stijl terug te nemen of te modificeren. Ook het rapport van de cieBE en de bespreking ter synode geven geen blijk van overwegende bezwaren tegen de PS nieuwe stijl. Deputaten moeten overigens in praktische zin opmerken dat de tijd ontbreekt voor nog weer een uitgebreide heroverweging van argumenten. Deputaten hebben de opdracht van de synode om WO-3 voor 1 juli 2012 af te leveren en willen zich daaraan houden. Deputaten zijn van oordeel dat het voorstel van een PS nieuwe stijl een goede tussenweg biedt tussen het volledig opheffen en het onverkort handhaven van het huidige model. Voor de inhoudelijke toelichting zij verder verwezen naar artikel E11 en de MvT daarbij.

I. Werkorde 3 in verhouding tot Werkorde 2 en 1

37. WO-3 is het beste te kenschetsen als een product van voortschrijdende ontwikkeling. Als er punten gewijzigd zijn, is dat meestal vanwege een verfijning van de formuleringen, vanwege vereenvoudiging, versterking van de consistentie, e.d. Op allerlei punten zijn eerder gemaakte keuzes ook gehandhaafd. De ontvangen reacties hebben in die gevallen geleid tot heroverweging van de argumentatie en zo nodig tot nadere verantwoording in de MvT.

38. Binnen hoofdstuk B is de opbouw c.q. volgorde van de artikelen aangepast. Na enkele algemene bepalingen over de ambten volgen eerst alle bepalingen over de predikant en vervolgens die over de ouderlingen en diakenen. Zie daarvoor verder de inleidende toelichting bij hoofdstuk B. In hoofdstuk B is de onderscheiden positie van ouderlingen en diakenen consequenter doorgevoerd. Tegelijk is opnieuw gekeken naar de kernpunten van de ambtelijke samenwerking in de gemeente. Ook de kleine gemeenten zijn nadrukkelijk in beeld geweest.

39. In hoofdstuk C ontmoeten we met name rond de kerkdiensten en de inrichting daarvan de toegenomen diversiteit in de kerken. Juist hier doet zich gevoelen dat de kerkorde zich moet beperken in zijn voorschriften en waar mogelijk ruimte moet laten voor een optimale plaatselijke invulling. Dit heeft geleid tot minder specifieke bepalingen over de inrichting van de kerkdiensten (C3). Verder zijn diverse bepalingen samengevoegd tot één nieuwe bepaling over onttrekking (C16). M.b.t. het huwelijk is een bepaling toegevoegd over de goede voorbereiding daarop (C11.6).

40. In hoofdstuk D hebben deputaten de overeenkomsten en verschillen tussen belijdende leden en volwassen doopleden voor wat betreft de tuchtoefening opnieuw kritisch bekeken en de ontworpen bepalingen daarover ... gehandhaafd.

41. In het kader van hoofdstuk E is de kerkelijke organisatie via de meerdere vergaderingen opnieuw doorgelicht. De PS nieuwe stijl heeft geleid tot een nieuw artikel E11. Voor de GS keren wij terug tot de driejarige cyclus (E7).

42. Voor wat betreft hoofdstuk F wijzen deputaten op de aangepaste formulering van F2.4 m.b.t. degene die een kerkelijk besluit niet kan uitvoeren omdat dit persoonlijk in zijn geweten in strijd brengt met Gods Woord. Verder is in dit hoofdstuk op veler verzoek een algemene termijn ingevoerd van zes weken voor 

|36|

het instellen van bezwaar, beroep en hoger beroep. Tot slot leidt hier de handhaving van de PS als rechtsprekend college tot aanpassingen in de organisatie van de rechtspraak.

43. De hoofdstukken A, G en H leveren geen significante aanpassingen op.

J. vervolg

44. Werkorde 3 zal DV in september 2012 door de synode worden behandeld. Deputaten zien met belangstelling naar die bespreking uit. Zij hopen op een vruchtbaar overleg over de vele aspecten die in de Werkorde ter sprake komen en die het kerkelijk leven direct raken. Mogen we het gezamenlijk blijven zien als een project waarin we de vrede en het recht in de kerken mogen dienen, niet als op zichzelf staande grootheden, maar als hulpinstrumenten om zoveel mogelijk vrije doorgang te verlenen aan het Evangelie van Christus en aan de lof op God.

 

 

Opzet Memorie van Toelichting

U treft per artikel achtereenvolgens de volgende onderdelen aan:

in rode letter: de tekst van het artikel in Werkorde 1 geplaatst tussen vierkante haken en met vermelding WO-1

in blauwe letter: de tekst van het artikel in Werkorde 2 geplaatst tussen vierkante haken en met vermelding WO-2

• in zwarte letter: de tekst van het artikel in Werkorde 3, de wijzigingen t.o.v. WO-2 zijn cursief en geel afgedrukt

• de toelichting bij het artikel in Werkorde 3


Rapport dHKO (2012)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014)