[WO-1: C15 de missionaire roeping
C15.1 De kerk is overeenkomstig haar roeping in de wereld present met de boodschap van het heil in Christus als een evangelie dat bestemd is voor mensen uit alle volken en culturen.
C15.2 De gemeenteleden en de ambtsdragers zoeken met de verkondiging van het evangelie in woord en daad allen die van God vervreemd zijn, een andere religie aanhangen of tot geen religie of kerk behoren.
C15.3 De evangelieverkondiging is er op gericht de naaste te brengen tot een leven met God en in de gemeenschap van de kerk.
C15.4 Wie van buiten de gemeente komend naar het evangelie willen horen, worden gastvrij in haar midden ontvangen.
C15.5 De kerkenraad en de werkers in de kerk houden zich bij het missionaire werk aan de kerkorde en de kerkelijke regelingen en besluiten.
C15.6 Waar kerken de gelegenheid krijgen om elders in de wereld mee te werken aan de verkondiging van het evangelie, gebeurt dat zo veel mogelijk in samenwerking met in de regio reeds aanwezige kerken. De inrichting van het werk en de positie van de werkers worden voor de Nederlandse zijde daarvan geregeld in de generale regelingen.]

[WO-2: C15 de missionaire roeping
C15.2 De kerken zoeken in woord en daad met het evangelie van Christus allen die God niet kennen of van hem vervreemd zijn.
C15.3 De evangelieverkondiging is er op gericht de medemens te brengen tot een leven met God in de gemeenschap van de kerk.

|111|

C15.6 Waar kerken de gelegenheid krijgen om elders in de wereld mee te werken aan de verkondiging van het evangelie, gebeurt dat zo veel mogelijk in samenwerking met in de regio reeds aanwezige kerken. De inrichting van het werk en de positie van de werkers worden voor de Nederlandse zijde daarvan geregeld in de generale regelingen.]

C15 de missionaire roeping
C15.2  De kerken zoeken in woord en daad met het evangelie van Christus hen die God niet kennen of van hem vervreemd zijn.
C15.3  De evangelieverkondiging is er op gericht de medemens te brengen tot een leven met God in de gemeenschap van de kerk.
C15.6 Waar kerken de gelegenheid krijgen om elders in de wereld mee te werken aan de verkondiging van het evangelie, gebeurt dat zo veel mogelijk in samenwerking met in de regio reeds aanwezige kerken. De inrichting van het werk en de positie van de werkers worden voor de Nederlandse zijde daarvan geregeld in de generale regelingen.

Toelichting C15

1. Over C15.2 is opgemerkt dat het hier lijkt alsof de kerken de taak hebben om de hele wereld te bekeren. Wij komen aan deze kritiek tegemoet door het woord ‘allen’ te vervangen door ‘hen’. Dat is inderdaad bescheidener. Intussen is onze verwoording niet nieuw, maar sluit ze aan bij uitspraken van de GS Kampen 1975 over evangelisatie. Bij ‘hen’ gaat het dan uiteraard over degenen die zich binnen het bereik en de invloedsfeer van een kerk bevinden.

2. Een kerkenraad ziet het liefst de aanduiding ‘gemeenteleden en ambtsdragers’ uit WO-1 als actores weer terug in C15.2. Wij blijven evenwel de voorkeur geven aan de meer omvattende term ‘kerken’, omdat (a) daaronder zowel ambtsdragers als gemeenteleden vallen als diverse geledingen (commissies, projecten, landelijke organen) die aan de kerkelijke roeping tot evangelisatie gestalte geven; (b) geaccentueerd wordt dat het niet om individuele actie alleen gaat, maar dat de kerk ook als ambtelijk georganiseerde en in kerkverband samenlevende kerk hier een roeping heeft. In dat laatste komt tevens mee dat de kerkenraad over het evangeliseren ook een toeziende taak heeft (laatste zin van art. 26 KO1978).

3. Een mogelijk hier en daar aanwezig wetticistisch opjagen van de gemeente om missionair te zijn kan niet als verwijt tegen C15.2 worden gehanteerd. Nergens zien we een aanknopingspunt daarvoor in de tekst. 

4. Van verschillende kanten is opnieuw gevraagd om nadrukkelijk een binding aan de gereformeerde leer op te nemen, zoals die in art. 26 KO1978 ook voorkwam. Nu hebben deputaten op zich inhoudelijk geen bezwaar om in C15.3 te formuleren ‘de medemens te brengen tot het belijden van het geloof naar de gereformeerde leer en tot een leven met God in de gemeenschap van de kerk’. Dat we daar niet voor kiezen heeft te maken om beknopt te formuleren. Volgens art. C7 is voor de toelating tot het avondmaal en de gemeenschap van de kerk het belijden van het geloof naar de gereformeerde leer al voorgeschreven. In C15 behoeft dat o.i. niet opnieuw te gebeuren. Hier kiezen we voor de twee belangrijke lijnen van leven met God en leven in de kerk.

5. Nog op een andere wijze is naar binding aan de gereformeerde leer gevraagd, nl. in verband met zgn. interkerkelijke evangelisatie. Wij gaan er van uit dat er door de gereformeerde kerken niet anders dan in een gereformeerde overtuiging en geest geëvangeliseerd wordt. Of en op welke wijze dit in een plaatselijke situatie is te verbinden met een vorm van zgn. interkerkelijke evangelisatie, is ter 

|112|

beoordeling aan de kerkenraad. Het is o.i. niet mogelijk hierover kerkordelijk een bepaling te creëren die iets bruikbaars toevoegt aan de waarborgen voor gereformeerd kerk zijn die al in Werkorde-3 geformuleerd zijn.

6. In WO-2 hebben we C15.5 geschrapt waarin kerkenraden en missionaire werkers expliciet aan de kerkorde werden gebonden. Er is door een kerk gevraagd om die bepaling weer op te nemen. Wij doen dat niet. Ook hier geldt dat we er geen enkel inhoudelijk bezwaar tegen hebben. Wat er stond is niet anders dan wat in de kerken behoort te gelden. Maar er is onvoldoende reden om het bij de missionaire taak apart te vermelden en niet bij bv. pastoraat of diaconaat of toerusting.


Rapport dHKO (2012)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) C50