[WO-1: B31
preekconsent
B31.1 Aan niet-predikanten kan een preekbevoegdheid worden
verleend met inachtneming van de generale regeling.]
[WO-2: B31 voorgaan in
kerkdiensten
B31.0 Een voorganger mag het Woord of de sacramenten niet elders
bedienen zonder toestemming van de kerkenraad daar ter
plaatse.
B31.1 Aan niet-predikanten kan een bevoegdheid tot het spreken
van een stichtelijk woord worden verleend in overeenstemming met
de generale regeling.]
B31 voorgaan in de
kerkdiensten
B31.0 Een predikant mag het Woord
en de sacramenten niet elders bedienen zonder toestemming van de
kerkenraad daar ter plaatse.
B31.1 Aan niet-predikanten kan door de classis
preekbevoegdheid worden verleend in overeenstemming
met de generale regeling.
1. De GS Zwolle-Z 2008 heeft een herziene ‘Generale regeling voor het verlenen van preekconsent’ vastgesteld (art. 16 besluit 5 Acta GS Zwolle-Z 2008). Preekconsent is daarbij omschreven als:
“bevoegdheid om in een kerkdienst voor te gaan in het spreken van een stichtelijk woord en in de dienst van de gebeden. Het geeft geen bevoegdheid tot het bedienen van de sacramenten, het afnemen van belijdenis van het geloof, het bevestigen van ambtsdragers of het kerkelijk bevestigen van een huwelijk”.
2. Volgens hetzelfde besluit van de GS Zwolle-Z komen voor preekconsent in aanmerking (kort gezegd): (1e) studenten aan de TU Kampen met de verplichte praktijkaantekening, (2e) afgestudeerden van de TU Kampen die geen beroepbaarstelling hebben gevraagd en (3e) kerkelijk werkers met aantoonbare preekcapaciteiten.
3. Wij stellen dit voorop als de actuele kerkelijke afspraken. Wij wijzen er op dat hier sprake is van een recente regeling, die weloverwegen is tot stand gekomen, met een brede motivering en bespreking op de GS.
4. Een reactie merkt op dat ‘voorganger’ in B31.0 dient te worden gelezen als ‘predikant’. Dat is juist, want het gaat hier om de bediening van Woord en sacramenten. Dit passen wij daarom aan.
5. Vervolgens zijn er voorstellen om zowel de uitdrukking “bediening van Woord en sacramenten” in B31.0 als de uitdrukking “het spreken van een stichtelijk woord” in
|80|
B31.1 te vervangen door “voorgaan in de kerkdiensten”. Dit stuit op bezwaar. De problematiek blijkt al uit de samenloop van de voorstellen: de een noemt de bediening van Woord en sacramenten het voorgaan in de dienst. De ander beschouwt het spreken van een stichtelijk woord als het voorgaan in de dienst. Intussen gaat het hier over verschillende dingen. Kortom: het ‘voorgaan in de dienst’ is een verzamelbegrip, dat in dit opzicht niet voldoende onderscheidend is als er sprake is van verschillende categorieën voorgangers.
7 [sic]. In de reacties wordt verder ‘het spreken van een stichtelijk woord’ als antieke terminologie aangeduid. Wij zijn het daar helemaal mee eens. Op de GS Zwolle-Z 2008 is hetzelfde onderkend (lees de Acta): “Er wordt stevig van gedachten gewisseld over het begrip ‘stichtelijk woord’ (...) Het wordt tijd om daar vriendelijk doch beslist afscheid van te nemen.” Wij gebruiken daarom alsnog in de tekst van de KO de term ‘preekbevoegdgheid’. Dat bestaat dan volgens de GS Zwolle-Z in “het spreken van een stichtelijk woord en het voorgaan in de dienst van de gebeden”.
8. In een reactie op B31.1 wordt tot slot gevraagd om de kerkelijk werker met preekconsent ook de bevoegdheid te geven tot het afnemen van openbare geloofsbelijdenis en het bevestigen van ambtsdragers. Wij nemen dit hier niet over en houden het op de generale regeling van Zwolle-Z. Desgewenst kan/moet dit in de kerkelijke weg aan de orde worden gesteld.