[WO-1: D8 voorbede en vermaan door de gemeente
D8.1 Wanneer een belijdend lid of dooplid ondanks het vermaan hardnekkig in zijn zonde blijft volharden, gaat de kerkenraad over tot publieke tuchtoefening door bekendmaking aan de gemeente. Hiervoor is de instemming van de classis vereist.
D8.2 Bij deze mededeling worden de zondaar en zijn verharding aan de gemeente bekend gemaakt met de oproep om voor hem te bidden en hem aan te sporen tot bekering.
D8.3 De kerkenraad kan zijn oproep aan de gemeente herhalen zo vaak als hij dit nodig en vruchtbaar oordeelt.
D8.4 Wanneer de zondaar tot bekering komt, deelt de kerkenraad de verzoening in een kerkdienst op passende wijze aan de gemeente mee.]

[WO-2: D8 voorbede en vermaan door de gemeente
D8.1 Wanneer een belijdend lid of dooplid ondanks het vermaan hardnekkig in zijn ernstige zonde blijft volharden, gaat de kerkenraad over tot publieke tuchtoefening door bekendmaking aan de gemeente. Daarvoor is de instemming van de classis vereist.
D8.2 Bij deze mededeling worden de zondaar en zijn verharding aan de gemeente bekend gemaakt met de oproep om voor hem te bidden en hem aan te sporen tot bekering. De kerkenraad kan deze oproep herhalen.
D8.4 Wanneer de zondaar tot bekering komt, deelt de kerkenraad de verzoening in een kerkdienst aan de gemeente mee.]

D8 voorbede en vermaan door de gemeente
D8.1 Wanneer een belijdend lid of volwassen dooplid ondanks het vermaan in zijn ernstige zonde blijft volharden, gaat de kerkenraad over tot publieke tuchtoefening door bekendmaking aan de gemeente. Het besluit van de kerkenraad behoeft vooraf de goedkeuring van de classis. Hierbij is artikel D4.1 van toepassing.
D8.2 Bij de mededeling aan de gemeente worden de zondaar en zijn verharding bekend gemaakt, met de oproep om voor hem te bidden en hem aan te sporen tot bekering. De kerkenraad kan deze oproep herhalen.
D8.4 Wanneer de zondaar zijn schuld belijdt, echte tekenen van berouw toont en zich metterdaad bekeert, aanvaardt de kerkenraad daarin zijn verzoening met God en de gemeente. De kerkenraad doet daarvan mededeling aan de gemeente.

|123|

Toelichting D8

1. Uit enkele reacties blijkt enig misverstand ten aanzien van de reikwijdte van D8.1 met betrekking tot volwassen doopleden. Uit de formulering van D8.1 (“in zijn ernstige zonde blijft volharden”) blijkt dat dit voor wat betreft de volwassen doopleden terugslaat op D7.2 en niet op D7.1, dus in de woorden van de GS Sneek 1939 op de ‘afkerigen’ en niet op de ‘nalatigen’.

2. In D8.1 is nu sprake van het volwassen dooplid conform D7.

3. In D8.1 komt het woord “hardnekkig” te vervallen. Er is al sprake van “ernstige zonde” en “blijft volharden” en “ondanks het vermaan”. In de combinatie van die drie elementen en ook in de betekenis van ‘volharden’ ligt duidelijk opgesloten dat het gaat om een duurzame onaanvaardbare situatie. ‘Hardnekkig’ is geen fijn woord en komt hier over als overdaad die schaadt.

4. In D8.1 is terminologisch “instemming” van de classis vervangen door “goedkeuring vooraf” van de classis, in lijn met de verdere Werkorde.

5. Wij stellen hierbij aan de orde welke inhoud en betekenis de goedkeuring van de classis hier toekomt. In het verleden was het usance dat de classis in hoge mate afging op de informatie van de kerkenraad, zonder zelfstandig onderzoek en ook zonder de mogelijkheid voor de betrokkene om zich te verantwoorden. In het licht van de vereiste zorgvuldigheid volgens D4.1 wordt dat nu aangescherpt in WO-3: ook de goedkeuring van de classis vereist een zorgvuldig onderzoek, waarbij aan de betrokkene gelegenheid wordt geboden tot verantwoording jegens de classis.

6. Deze aanpassing brengt ons bij een ander vraagpunt vanuit de kerken: kan de classis na de verlening van goedkeuring nog wel fungeren als beroepsinstantie? Het antwoord is: nee. In de nieuwe situatie dient daarom een eventueel beroep tegen maatregelen als genoemd in D8 en D9 te worden ingesteld bij de particuliere synode. Zie de beroepsgang bij F7.4.

7. De mogelijkheid van herhaling van de oproep in D8.2 leidt tot enkele vragen. Hoe vaak kan dit gebeuren? Moet er geen limiet worden gesteld? Schept dit geen onduidelijkheid? Wij wijzen er op (zie ook de MvT bij WO-2) dat het hier niet gaat om een opmaat naar de buitensluiting van D9, zoals het huidige art. 77 KO1978 vaak functioneert. In overeenstemming met de wens van de GS Zuidhorn 2002 (Acta art. 41, besluit 4a, grond 2) en de GS Amersfoort-C 2005 (Acta art. 57, besluit 4b) is de publieke bekendmaking van D8 nu veel meer een extra vorm van tucht náást de ontzegging van het avondmaal (D6). Dat brengt ook mee dat de naam van de betrokkene wordt genoemd, zodat de gemeente in staat is daadwerkelijk voor hem of haar voorbede te doen. Een vaste termijn is hiervoor niet van toepassing, net zomin als dat bij de ontzegging het geval is.

8. De formulering van D8.4 sluit aan bij D5.3 en D7.3. In diverse reacties is terecht om consistentie gevraagd. Zie de toelichting bij D5.3. Geldt bij D5.3 een afweging voor de kerkenraad of een mededeling aan de gemeente gewenst is, bij D8.4 is deze mededeling noodzaak vanwege de eerdere bekendmaking en oproep aan de gemeente.

9. Voor de term ‘verzoening’ verwijzen we ook naar de toelichting bij D5.3. Verzoening wil niet, zoals sommigen menen, suggereren dat er een conflict was tussen de zondaar en de kerkenraad of de gemeente. Natuurlijk, er was aanstoot. En die kan leiden tot het ontstaan van verwijdering en afstand. Maar verzoening heeft hier de veel diepere betekenis van het weer letterlijk ‘in het reine’ komen met God en de gemeente.


Rapport dHKO (2012)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) D59