[WO-1: C11
huwelijk
C11.1 De kerkenraad ziet er op toe dat de leden van de gemeente
die zich als man en vrouw aan elkaar willen verbinden, daarvoor
een huwelijk aangaan.
C11.2 Het burgerlijk huwelijk tussen man en vrouw geldt voor de
kerk als de verbintenis waarvoor kerkelijke bevestiging kan
worden aangevraagd.
C11.3 De kerkelijke huwelijksbevestiging vindt plaats in een
kerkdienst op zondag of in een bijzondere kerkdienst op een
andere dag.
C11.4 Wanneer een belijdend lid van de gemeente met een dooplid
of met iemand uit een andere kerkgemeenschap in het huwelijk
treedt, kan hun verbintenis kerkelijk worden bevestigd, mits de
kerkenraad voldoende waarborgen aanwezig acht voor een
christelijk huwelijk en gezinsleven.
C11.5 In geval van echtscheiding blijft de kerkenraad bevoegd tot
een eigen oordeel over de kerkelijke consequenties daarvan met
inachtneming van de generale regelingen.]
[WO-2: C11
huwelijk
C11.1 De kerkenraad ziet er op toe dat leden van de gemeente die
zich als man en vrouw aan elkaar willen verbinden, daarvoor een
burgerlijk huwelijk aangaan en dat kerkelijk laten
bevestigen.
C11.3 De kerkelijke huwelijksbevestiging vindt na instemming van
de gemeente plaats in een kerkdienst op zondag of in een
bijzondere kerkdienst op een andere dag.
C11.4 Wanneer een belijdend lid van de gemeente met een dooplid
of met een lid van een andere kerkgemeenschap in het huwelijk
treedt, kan deze verbintenis kerkelijk worden bevestigd, mits er
voldoende waarborgen zijn voor een christelijk huwelijk en
gezinsleven.
C11.5 In geval van echtscheiding is de kerkenraad bevoegd tot een
eigen oordeel over de kerkelijke consequenties daarvan met
inachtneming van de generale regelingen.]
|104|
C11 huwelijk
C11.6 De kerkenraad
bevordert een goede voorbereiding op het christelijk
huwelijk.
C11.1 De kerkenraad ziet er op toe dat leden van de gemeente die
zich als man en vrouw aan elkaar willen verbinden, daarvoor een
burgerlijk huwelijk aangaan en dat kerkelijk laten
bevestigen.
C11.3 De
huwelijksbevestiging vindt plaats in een kerkdienst en behoeft de
instemming van de gemeente.
C11.4 Over de
bevestiging van een huwelijk van doopleden of van een huwelijk
waarin man of vrouw niet tot een gereformeerde kerk behoort,
beslist de kerkenraad.
C11.5 In geval van echtscheiding en van hertrouwen na
echtscheiding is de kerkenraad bevoegd tot een eigen
oordeel over de kerkelijke consequenties daarvan met inachtneming
van de generale
regeling.
1. In enkele reacties bij C11.1 worden voorstellen gedaan voor een andere route dan die van het burgerlijk huwelijk. Er wordt de suggestie gedaan van een zgn. ‘lokethuwelijk’ in plaatsen waar geen christelijke ambtenaar van de burgerlijke stand is. En er wordt bepleit dat de kerk zelf de huwelijkssluiting ter hand zal nemen. Op dergelijke voorstellen gaan we niet in, temeer nu door de synode aan deputaten kerk en overheid en de raad van advies huwelijk en echtscheiding een opdracht is gegeven om nadere studie op dit terrein te doen (art. 17 Acta GS Harderwijk 2011).
2. Bij de bepaling over voldoende waarborgen voor een christelijk huwelijk en gezinsleven (C11.4 in WO-2) is terecht opgemerkt dat dit een belangrijk element is bij elke huwelijkssluiting en –bevestiging. Ook bij een huwelijk van twee belijdende leden is het goed hier oog voor te hebben. Dat heeft ons ertoe gebracht de voorbereiding op het huwelijk ter sprake te brengen, in aansluiting aan de toenemende aandacht die er in de kerken voor huwelijkscatechese is. We hebben deze bepaling naar voren gehaald en plaatsen deze nu als C11.6 vooraan in het artikel.
3. Er is kritiek geoefend op het voorop plaatsen in C11.3 van de zondagse kerkdienst als eerste optie voor de huwelijksbevestiging. Ook is aangegeven dat de bepaling onnodig gedetailleerd is. Wij gaan daarin mee en volstaan met de bepaling dat de bevestiging in een kerkdienst moet gebeuren. Het spreken van een kerkdienst maakt duidelijk dat in een andere vorm van christelijk samenkomen geen huwelijksbevestiging namens de kerk kan plaatsvinden.
4. Er is bij C11.3 voorgesteld om te spreken over ‘met instemming’ i.p.v. ‘na instemming’, om er wat minder nadruk op te leggen. Wij delen dit niet. Gezien de eerder door ons al aangewezen particularisering van de huwelijksbevestiging hechten wij aan een uitdrukkelijke betrokkenheid van de gemeente. Wij formuleren nu, net als elders in de KO, dat de huwelijksbevestiging de instemming van de gemeente behoeft.
5. Er is een aantal nogal kritische reacties gekomen op de bevestiging van een huwelijk met een dooplid of met een lid van een andere kerkgemeenschap (C11.4). Dat is voor ons reden om deze (regelmatig voorkomende) situaties wel in de kerkorde te benoemen, maar te volstaan met de bepaling dat de beslissing over het al of niet toelaten tot de huwelijksbevestiging aan de kerkenraad wordt overgelaten. Het wel benoemen hiervan brengt met zich mee dat niet bij voorbaat kan worden gezegd dat zulke huwelijksbevestiging onmogelijk is. Die is volgens dit artikel immers wel mogelijk, maar de kerkenraad zal moeten wegen, beslissen en toelichten en is ook bevoegd om nee te zeggen. Hij heeft het recht om daarbij
|105|
het eigen plaatselijk gebruik en het draagvlak mee te wegen. Wij hebben ook hier gemerkt dat de praktijk in de kerken op dit punt verschillend is. Er is geen artikel te bedenken dat alle kerken overtuigt en op de meeste vragen antwoord geeft.
6. Het argument is aangevoerd dat een kerkenraad per definitie met iemand die nog geen belijdend lid is of met een christen die (nog) lid is van een andere kerkgemeenschap geen stipulaties kan aangaan. Dit is wel een goed aandachtspunt, maar geen alles afdoende argumentatie. Hier achter ligt nl. de vraag welk kerkelijke reikwijdte een kerkelijke huwelijksbevestiging heeft. Een plaatselijke kerkenraad handelt naar onze mening in de huwelijksbevestiging niet alleen maar als orgaan van de plaatselijke gemeente, maar ook in verbondenheid met de universele kerk en mede namens haar. Hij neemt eenmalig en onherhaalbaar mede namens alle christelijke kerken aan het bruidspaar de beloften in ontvangst en geeft het de zegen mee. De beloften zijn geen beloften waarop bruid en bruidegom alleen in de plaatselijke GKv of in een andere GKv aan te spreken zijn. De uitdrukking ‘voor God en zijn heilige gemeente’ mag ook niet beperkt worden uitgelegd als zou het alleen over die bepaalde plaatselijke kerk gaan waar het huwelijk bevestigd wordt.
7. In C11.5 hebben wij ́hertrouwen na echtscheiding ́ toegevoegd. De kerkelijke besluiten over huwelijk en echtscheiding bevatten ook bepalingen over hertrouwen en die verdienen evengoed een plaats als de rest van de besluiten.
8. Een kerkenraad meent dat het pedagogisch beter is om C11.5 te laten vervallen. Wij delen die gedachte niet. Er vindt nu eenmaal regelmatig zowel echtscheiding als hertrouwen plaats in de gemeente. Kerkenraden kunnen er niet om heen te bepalen welke consequenties die moeten hebben. Dan is het goed daarvoor een kerkordelijke basis te hebben.