[WO-1: B19 losmaking
predikant
B19.1 Indien sprake is van een situatie waarin de predikant de
gemeente blijvend niet meer met vrucht kan dienen, besluit de
kerkenraad de predikant los te maken van de gemeente.
B19.2 De kerkenraad besluit niet tot losmaking dan na goedkeuring
van de classis.
B19.3 Losmaking vindt niet plaats wanneer art. B21 van toepassing
is.
B19.4 De losgemaakte predikant is gedurende twee jaren beroepbaar
in de kerken.
B19.5 De kerkenraad die tot losmaking heeft besloten blijft
verantwoordelijk inzake het ambt van de losgemaakte
predikant.]
[WO-2: B19 losmaking
predikant
B19.1 Indien sprake is van een situatie waarin de predikant de
gemeente blijvend niet meer met vrucht kan dienen, besluit de
kerkenraad de predikant los te maken van de gemeente
overeenkomstig de generale regeling voor predikantszaken.]
B19 losmaking predikant
B19.1 Indien sprake is van een situatie waarin de predikant de
gemeente blijvend niet meer met vrucht kan dienen, besluit de
kerkenraad de predikant los te maken van de gemeente.
Dit besluit behoeft
vooraf de goedkeuring van de classis.
|64|
1. De verwijzing naar de GRP vervalt, want dit is nu geregeld in B23.1.
2. Daarentegen vermelden we weer in de KO zelf de vereiste goedkeuring van de classis als essentiële waarborg voor een zorgvuldige hantering van deze maatregel. Meerdere reacties vragen hier om.
3. In één reactie komt tot uiting dat het criterium “de gemeente blijvend niet meer met vrucht kunnen dienen” als een ‘wollige’ uitdrukking voorkomt. Wij menen dat dit criterium toch de elementen aangeeft waar het in essentie om gaat: (a) een vruchteloze verhouding, (b) tussen gemeente en predikant, (c) van blijvende aard. Uit de formule blijkt ook (d) het situationele karakter en (e) het als predikant niet meer dienstbaar kunnen zijn aan de opbouw van de gemeente.