§ 78. De Generale Synode (III). Haar werkzaamheden.

De zaken, die op de Generale Synode kunnen en moeten behandeld worden, zijn in het algemeen, evenals dit het geval is op alle meerdere vergaderingen, alleen kerkelijke zaken. Economische en politieke zaken behooren evenmin als wetenschappelijke vraagstukken op een kerkelijke vergadering thuis. Onder de Roomsche hiërarchie werden op een synode over allerlei niet-kerkelijke zaken wel beslissingen genomen. De synode van Clermont (1095) stelde den Godsvrede als algemeene kerkwet vast, en besloot tot een kruistocht. Gregorius XIII voerde, bij den bul van 1582, een nieuwen kalender, de zoogenaamde Gregoriaansche tijdrekening in, waartoe het concilie van Trente reeds opdracht gegeven had. De Roomsche concilies konden dat doen, omdat zij van het beginsel uitgingen, dat de kerk zeggenschap had over alle terreinen des levens, en dat allerlei levensgebied, kunst en wetenschap, staat en maatschappij in dienst der kerk stonden. Gevolg hiervan werd, dat er een tegenstelling kwam tusschen kerk en wereld, die stond onder de daemonische macht, en dat de kerk heel het leven moest wijden en heiligen. De Reformatie, en met name de Calvinistische hervorming, heeft echter den mensch weder geëerd als geschapen naar het beeld Gods, en de wereld als Gods wereld, en doen uitkomen, dat de algemeene genade Gods, die in de wereld bewarend en verlichtend werkt, wel moet onderscheiden van de herscheppende en zaligmakende werking van Gods bijzondere genade. Het maatschappelijke en staatkundige leven heeft een eigen gebied. Daarom moet de kerk ophouden, voogdes van het natuurlijke leven te zijn, en is zij niet anders dan vergadering van geloovigen. En uit dat beginsel vloeit voort, dat op de kerkelijke vergaderingen alleen kerkelijke zaken mogen worden behandeld.

In buitengewone tijden is wel eens van dezen regel afgeweken. De politieke omstandigheden hebben ook de Gereformeerden wel eens genoodzaakt, als zij in kerkelijke vergadering bijeen waren, ook over politieke omstandigheden te handelen. Prins Willem drong er bij de Gereformeerden op aan, om samen te spreken over maatregelen tot keering

|210|

van het Roomsche geweld en het verkrijgen van godsdienstvrijheid. Maar wat in buitengewone tijden noodzakelijk kan zijn, mag in gewone tijden niet altijd geschieden. De kerk zou hiermede buiten haar gebied gaan, en het zou ook niet tot voordeel van de kerk zijn. Zoo heeft o.a. de vermenging van kerkelijke en wereldlijke zaken op de kerkelijke vergaderingen der Fransche Gereformeerden in de 16e eeuw zich droef gewroken. Zoo zou het ook thans verkeerd zijn van de kerk, wanneer zij besluiten nam over zaken, die op het terrein van de overheid, of ook van de wetenschap in engeren zin gelegen zijn. Wel heeft de kerk de roeping om het licht van Gods Woord te doen schijnen op heel het leven, om den eisch van Gods Woord aan overheid en volk voor te houden, om als een zuurdeesem te werken, opdat heel het leven doortrokken worde met het Evangelie, en het leven gericht worde naar de ordonnantiën Gods. Maar wanneer de kerk buiten haar gebied treedt, stuit zij practisch ook op allerlei moeilijkheid, en zal zij zelve hiervan geen voordeel inoogsten.

De bevoegdheid eener kerkelijke vergadering hangt samen met hare roeping om pilaar en vastigheid der waarheid te zijn; om de waarheid, die zij gelooft, te belijden, te propageeren en te handhaven; om naar de opdracht van Christus het Woord te verkondigen, te zorgen voor het welzijn der kerk, de opleiding der dienaren, de handhaving der ordeningen Gods; te waken voor de heiligheid der gemeente en den opbouw des geloofs, en daartoe alle goede middelen aan te wenden, die daartoe kunnen leiden.

In het bijzonder behoort tot de taak der Generale Synode te handelen over de zaken van orde en tucht, die op de mindere vergaderingen niet konden afgehandeld worden, terwijl voorts tot het terrein der synode gerekend moeten worden de dingen, die de kerken in het gemeen aangaan en door haar gemeenschappelijk behandeld moeten worden, namelijk het vaststellen en handhaven van de belijdenis en de kerkenordening, het maken van bepalingen omtrent de inrichting van den eeredienst en het vaststellen der formulieren van Doop, Avondmaal, enz., de opleiding tot den dienst des Woords, de zending, enz.

Hyperius brengt de zaken, die thuis behooren op de Generale Synode, terug tot deze zeven: 1. nauwkeurige verhandelingen over de stukken van de geloofsleer; 2. wederlegging van de valsche leerstellingen; 3. de ceremoniën die bij de bediening der sacramenten en elders in den dienst gebruikt worden; 4. de bestraffing van verkeerde zeden, in het bijzonder bij de dienaren; 5. de bijlegging van geschillen onder de dienaren ontstaan; 6. besluiten omtrent de heiligheid van wandel, zoowel van de dienaren des Woords als van de geloovigen; 7. onderzoek naar en beraadslaging over de vraag of en hoe men troost en hulp kan bieden

|211|

aan bedroefde en verdrukte kerken of menschen. Het komt ons voor, dat men de taak der synode aldus kan omschrijven, dat zij heeft te handelen over de leer, de regeering, de ceremoniën, benevens al die dingen, die in de mindere vergaderingen niet konden worden afgehandeld, gelijk ook Art. 44 der kerkenordening van 1578 dit alzoo uitdrukt.

Tot de bevoegdheid der synode behoort ongetwijfeld de vaststelling en handhaving van de belijdenis der kerk. De kerk in het algemeen heeft de roeping, pilaar en vastigheid der waarheid te zijn en heeft wat zij gelooft en belijdt aangaande God, Zijn openbaring, den weg des heils, en den dienst Gods vast te leggen in de gemeenschappelijke confessie, die als accoord van het kerkelijk leven moet worden bewaard en gehandhaafd tegenover allen, die haar willen vervalschen of krachteloos maken. Wanneer er eenig geschil ontstaat over eenig stuk der waarheid, ’t welk niet kan beëindigd worden op de mindere vergaderingen, dan ligt het op den weg der kerken, in synode vergaderd, om den staat des geschils te onderzoeken en naar Gods Woord een uitspraak te doen. De Remonstranten hebben op de synode van Dordrecht verklaard, dat zij de leden der synode niet konden erkennen als rechters, dat zij als partij tegen partij wilden behandeld worden; dat bedenkingen tegen den Catechismus of Confessie vrij zouden kunnen worden ingebracht, zonder gevaar van censuur; dat er geen kerkelijke beslissing zou vallen, maar een minnelijke schikking zou worden gezocht; dat indien iemand zich niet bij de beslissing zou kunnen neerleggen, hem de vrijheid van geweten zou worden toegestaan. Doch de synode sprak geheel terecht als haar oordeel uit, dat zij bijeengeroepen was om het gevoelen der Remonstranten te onderzoeken, daarover vrijelijk te oordeelen en als rechter over de geschillen een uitspraak te doen. Ditzelfde standpunt nam ook de synode van Assen (1926) in. Toen Dr Geelkerken het recht der synode om over zijne leeringen een uitspraak te doen betwistte, heeft de synode uitgesproken, dat hare vergadering rechtmatig bijeengekomen was, en dat zij als rechtbank in hoogste ressort geroepen was om uitspraak te doen.

Ook maakt de Generale Synode de algemeene regelen voor de orde en de tucht in de kerken. Niet elke plaatselijke kerk of eenig deel der kerken gaat hierin geheel naar eigen goedvinden en willekeurig te werk, maar alle kerken hebben zich naar kerkverband verbonden om den algemeenen regel, die geacht werd het meest in overeenstemming met Gods Woord te zijn, en tot welzijn der kerken te strekken, te volgen. En het vaststellen van de algemeene regelen behoort tot de bevoegdheid van al de kerken, in synode vergaderd.

Voorts neemt de Generale Synode beslissing in zaken van appèl, en in die zaken van orde en tucht, die op de mindere vergadering niet tot een

|212|

goed einde konden worden gebracht. De wijze, waarop de synode in dezen moet handelen, hangt natuurlijk geheel af van den aard van het geschil en van de omstandigheden, die daarmede samenhangen. Het kan zijn, dat het der synode gelukt door vermaning of bestraffing de geschillen bij te leggen, of zij spreekt een oordeel uit in eenig geval en wijst daarbij den weg aan, hoe door een kerkeraad of classis moet worden gehandeld. In zeer bijzondere gevallen, wanneer een revolutionaire geest in eene kerk werkt of scheuring dreigt, kan het noodzakelijk blijken, dat de Generale Synode niet alleen een oordeel uitspreekt over eenig geschil, maar dat zij ook zelve kerkedienaren, predikanten, ouderlingen en diakenen schorst en tenslotte ook afzet in hun bediening.

Aan de beslissing der synode behooren de kerken en hare leden zich te onderwerpen. In het algemeen mag dit worden verondersteld, want de synode is eene vergadering der kerken, in wie de kerken zelf vertegenwoordigd zijn. Niet alsof de synode onfeilbaar is, en gevrijwaard voor dwalingen. Er is geen enkele kerkelijke vergadering, die met onfeilbaar gezag kan spreken. De oude uitdrukking Roma locuta est, causa finita est, d.w.z. Rome heeft gesproken, en daarmede is de zaak beëindigd, kan nooit door eenige Gereformeerde synode worden overgenomen. Het is herhaaldelijk voorgekomen, dat eene synode geheel onjuiste besluiten heeft genomen, en dat de beslissingen eener synode zeer verkeerde gevolgen voor de kerk hebben gehad. Juist daarom mag elke synode wel bedenken, dat zij niet in eenig geschil, waarover de gevoelens zeer verdeeld zijn, eene beslissing neemt, waardoor een groot deel van de leden der vergadering en dus ook van de kerken zich gekrenkt gevoelt, en waardoor de rust der kerken verstoord wordt, tenzij de synode overtuigd is, dat hare beslissing rust op den klaar uitgesproken wil des Heeren. Maar in het algemeen behoort als regel te gelden, dat de minderheid zich heeft te conformeeren naar de meerderheid, en dat wat door de meeste stemmen goedgevonden is voor vast en bondig gehouden wordt, „tenzij dat het bewezen wordt te strijden tegen het Woord Gods of tegen de Artikelen in deze Generale Synode besloten, zoolang als dezelve door geen andere Generale Synode veranderd zijn.” Hoe dit bewijs tegenover de synode kan worden geleverd, is een tweede vraag, die niet zoo gemakkelijk in het algemeen te beantwoorden is. Maar zooals wij vroeger reeds gezien hebben, was er toch recht van beroep.

Ook de zorg voor den zendingsarbeid behoort tot het terrein der synode. Het ligt in den aard der zaak, dat de Generale Synode, die slechts een of meer weken in het jaar, of om de twee of drie jaren vergadert, niet zelve het zendingswerk in de praktijk kan ter hand nemen. Maar wijl zij is een vertegenwoordiging der kerken, geeft zij aan de beginselen, waarnaar de zendingsarbeid moet worden geregeld,

|213|

bepaalt het zendingsterrein, geeft de noodige aanwijzingen en instructies, opdat alles eerlijk en met orde geschiedt, en het werk der zending met kracht kan bevorderd worden. Desgelijks behoort het vaststellen van den evangelisatiearbeid en de algemeene beginselen, die daarbij moeten worden behartigd, bij de Generale Synode.

Het is mede de taak der synode, te waken voor de goede opleiding tot den dienst des Woords. Al kan het niet tot de kerk in hare ambten gerekend worden, zelf de opleiding harer predikanten ter hand te nemen, zij dient toch wel zorg te dragen in gehoorzaamheid aan ’s Heeren Woord, dat de kerk van goede, bekwame en geschikte dienaren, die wel onderwezen zijn in het Woord, en met de noodige kennis toegerust, voorzien wordt. Daartoe stelt zij de regelen en de eischen waaraan een persoon, die de kerk als predikant wenscht te dienen, beantwoorden moet, en richt of zelve een hoogeschool op voor de opleiding harer dienaren, of stelt zich in nadere verbinding met eene buiten haar staande hoogeschool.

De Generale Synode onderhoudt voorts den band der eenheid met al de kerken, die met haar op denzelfden bodem staan. Zij ontvangt afgevaardigden, en zendt hare deputaten naar bevriende kerken, zoodat hierin, hoe zwak ook, in de synode iets van de eenheid der algemeene christelijke kerk zichtbaar wordt.

Uit het bovenstaande — waaraan nog veel zou kunnen worden toegevoegd — blijkt de groote beteekenis van de Generale Synode. In haar komen alle kerken, die met elkander in verband leven, samen en nemen daar besluiten, en treffen daar regelingen, die voor het kerkelijke leven van groot gewicht zijn en voor alle kerken kracht bezitten. Door de synodale organisatie wordt — mits alles in gehoorzaamheid aan en in afhankelijkheid van den Heere Christus en zijn Woord wordt verricht — de eenheid, de kracht en de goede gang van het kerkelijk leven bevorderd. De noodzakelijkheid van een algemeene synode hebben de Gereformeerde kerken van den beginne gezien. Het convent van Wezel bepaalde reeds, dat „nadat de Heere de deur voor de prediking des Evangelies zal geopend hebben, zoo spoedig mogelijk alle kerken en alle dienaren der kerken met allen ijver er naar zullen streven, dat er gemeenschappelijk gelden bijeengebracht worden tot het samenroepen eener provinciale synode voor geheel Nederland, ten einde door een wettige synode kunne vastgesteld worden, wat in deze en alle andere zaken dient nagekomen te worden ten bate van de gemeenschappelijke inrichting der kerken en de onderhouding van een zoo voortreffelijk mogelijke orde.” Op die synode zouden — zoo gaan de Acta van Wezel voort — „alle mogelijke zaken die in het algemeen op alle kerken en den gemeenen dienst zien” behartigd worden. „Want het komt noch

|214|

met het gezag der Schrift noch met de billijkheid der wetten overeen, dat die dingen, welke gelijkelijk allen aangaan, door de eene of andere kerk alleen zouden worden vastgesteld, zonder dat de andere kerken gehoord zijn, op welke zij evenzeer betrekking hebben” (c. I. 3, 4.).


Bouwman, H. (1934)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GKN (1905) Art. 50