De tucht over doopleden moet zooveel mogelijk geoefend worden in contact met hun ouders of voogden. Zij, die zich na herhaald vermaan door hun woord en wandel als ongeloovige of goddelooze menschen blijven gedragen, worden, gehoord de kringvergadering, bij besluit van den kerkeraad met voorkennis der gemeente niet langer als leden der gemeente beschouwd.