Artikel 92
Samenwerking in de arbeid der evangelisatie met andere dan Gereformeerde kerken en personen zal uitsluitend plaats vinden overeenkomstig de door de generale synode vastgestelde richtlijnen.

 

Samenwerking met andere kerken in de evangelisatie

In dit artikel wordt gehandeld over de kwestie van samenwerking in de arbeid der evangelisatie. Bedoeld wordt dan niet de samenwerking met andere kerken in het eigen kerkverband, maar de samenwerking met andere dan Gereformeerde kerken. In het artikel worden behalve kerken ook personen genoemd. In een kerkorde is zulk een vermelding eigenaardig. Zij laat zich echter verklaren uit de feitelijke situatie, waarin andere kerken verkeren.

Van belang is al direct, dat een dergelijke samenwerking niet bij voorbaat wordt uitgesloten. De mogelijkheid er van wordt aanvaard, zij het dan in

|320|

begrensde mate. Juist het nauwkeurig aangeven van die grenzen levert moeite op. Het bleek niet mogelijk daarvan een beknopte aanduiding te geven. Daarom heeft men in de kerkorde volstaan met het verwijzen naar richtlijnen, die ter zake door de generale synode zijn opgesteld. Omdat in dergelijke richtlijnen nog al eens bijzonderheden voorkomen, die voor wijziging vatbaar moeten zijn in verband met zich wijzigende omstandigheden, kunnen de kerken beter daarmee werken dan met een algemene aanwijzing in de kerkorde.

De synode van Middelburg (1933) was in haar uitspraak nog vrij negatief. Zij sprak uit, dat van volledige samenwerking met anderen geen sprake kan zijn, wanneer het evangeliseren bestaat in of gepaard gaat met prediking van het Woord Gods, doch alleen wanneer er Bijbels en lectuur waartegen geen bezwaar bestaat, verspreid worden of er in een andere vorm zonder prediking wordt geëvangeliseerd. Zij was verder van oordeel, dat het om praktische redenen gewenst kan zijn met anderen die ook evangeliseren, in overleg te treden, teneinde te komen tot verdeling óf van de arbeid óf van de tijden óf van de terreinen.

Maar latere synoden hebben meer ruimte geopend voor eventuele samenwerking. In deze richting heeft de synode van ’s-Gravenhage (1949) gewezen, door het volgende vast te leggen:

a. dat van volledige samenwerking met andere kerken in de evangelisatie geen sprake kan zijn;
b. dat in bepaalde gevallen geen bezwaar behoeft te zijn tegen samen werking, mits zij beperkt blijft tot tijdelijke, bijzondere acties, die een sterk-publiek karakter dragen, en voor het geval van verdergaande samenwerking de goedkeuring van de classis gevraagd wordt (bedoeld zal wel zijn: en ook verkregen wordt);
c. dat zulke samenwerking alleen aangegaan zal worden met hen, die Jezus Christus openlijk belijden en duidelijk verkondigen als de Zoon van God en de enige Zaligmaker van zondaren, en die bereid zijn bij deze acties zich te onthouden van bestrijding van de gereformeerde belijdenis.

Dit zijn nog altijd de voornaamste richtlijnen, waarnaar de kerken zich hebben te gedragen. Natuurlijk krijgt men bij dergelijke richtlijnen altijd de vraag, hoe zij in feite worden toegepast. Er kan in de uitlegging langzamerhand enig verschil ontstaan met de uitlegging die er aanvankelijk aan werd gegeven. Ten bewijze hiervan kan aangehaald worden een beslissing van de synode van Apeldoorn (1961). Deze heeft in een bepaald geval en onder een bepaalde voorwaarde geen bezwaar gemaakt tegen een dergelijke samenwerking. Zij gaf haar toestemming, „mits in die samenwerking zorg wordt gedragen voor de schriftuurlijke en confessioneel verantwoorde verkondiging van het evangelie naar inhoud en methode.”

Het zal wel nodig zijn dat er op dit punt nog meer overleg plaats vindt

|321|

om tot een duidelijker inzicht te geraken in de eisen, die moeten gelden voor de samenwerking met andere kerken in de arbeid der evangelisatie. Natuurlijk moeten de kerken, welke richtlijnen er door de synode ook zijn vastgesteld, deze in acht nemen. Zijn er kerken, die van oordeel zijn dat zij niet juist zijn en dat het aanbeveling verdient een ruimere samenwerking met andere kerken in praktijk te brengen, dan zullen zij zulks alleen kunnen bereiken door bij de synode aan te dringen op wijziging van de richtlijnen of grotere duidelijkheid er in.