Artikel 62
1. Tot de taak van de generale synode behoort met name de aanwijzing van de door de kerken te gebruiken Bijbelvertaling alsook de vaststelling van de belijdenisgeschriften, van de kerkorde, van het psalm- en gezangboek, van de liturgische formulieren en van de orde van dienst.
2. De generale synode zal ten aanzien van deze zaken geen definitieve beslissingen nemen, zonder de mindere vergaderingen in de gelegenheid te hebben gesteld van haar gevoelen blijk te geven. Voorts zal een dergelijke beslissing een meerderheid van twee derden der uitgebrachte stemmen behoeven.

 

De taak van de generale synode

Over de taak van de synode handelt dit artikel in het eerste lid. De oude kerkorde bewaart daarover vrijwel het stilzwijgen. Men zou alleen kunnen zeggen, dat de bepaling in artikel 30 daar van toepassing is, wanneer het daarin heet dat men in meerdere vergaderingen niet zal handelen, dan hetgeen dat in mindere niet heeft afgehandeld kunnen worden, of dat tot de kerken der meerdere vergadering in het gemeen behoort. Maar men heeft in die omschrijving slechts een algemene richtlijn. Daarnaast mag niet

|226|

ontbreken een wat meer concrete omschrijving van de taak der generale synode. Het betekent derhalve een vooruitgang, dat de herziene kerkorde een zodanige omschrijving biedt.

Een volledige opsomming van haar werkzaamheden is het niet. Die zou ook niet gemakkelijk zijn te geven. In de kerkorde worden alleen met name enige uiterst belangrijke taken genoemd. Het is goed dat dit is gebeurd, want de ervaring leert dat niet iedereen zich er van bewust is, dat de genoemde taken aan de generale synode toekomen en dat in het bedoelde opzicht de plaatselijke kerken met haar kerkeraden zich moeten houden aan wat de generale synode heeft vastgesteld. In het voorbijgaan herinner ik er aan, dat dit niet is bedoeld en niet moet worden verstaan als een soort tegenstelling. Want de synode komt tot de vaststelling van die zaken niet op eigen gelegenheid en niet als een van de kerken los staande macht, maar het zijn juist de gezamenlijke kerken welke in en door de synode spreken en handelen.

Alleen de belangrijkste taken worden hier met name vermeld. Het betreft de aanwijzing van de door de kerken te gebruiken Bijbelvertaling. In de zeventiende eeuw is als zodanig de Statenvertaling aangewezen, zoals de in 1637 gereed gekomen vertaling, overeenkomstig het besluit van de Dordtse synode ondernomen, gewoonlijk wordt aangeduid. En gelijk men weet, in onze eeuw is daarvoor een andere, de vanwege het Nederlands Bijbelgenootschap tot stand gekomen Bijbelvertaling, in de plaats getreden. Deze is niet zonder meer in onze kerken ingevoerd. Maar er is een opzettelijk synodebesluit nodig geweest om zulks te bewerkstelligen. De synode heeft die beslissing niet genomen zonder een serieus vooronderzoek en zonder de adviezen van haar deskundigen. Zij is daarbij met soepelheid te werk gegaan, door niet terstond de verplichting op te leggen tot het uitsluitend gebruik van de nieuwe Bijbelvertaling. Het is zelfs mogelijk dat ook nu nog hier en daar de oude Statenvertaling in gebruik is. Hoe het zijn moge, naast deze twee Bijbelvertalingen is het niet toegestaan andere in kerkelijk gebruik te nemen. Het zou verwarrend werken, wanneer elke plaatselijke kerk in dat opzicht haar eigen keuze mocht doen; vooral wanneer zulks werd overgelaten aan de beslissing van de predikant, die in de kerkdienst voorgaat. De eenheid van Bijbelvertaling is van het hoogste belang voor de goede gang van zaken. Voor de volledigheid teken ik hierbij nog aan, dat voorzover in kerkdiensten gebruik wordt gemaakt van de Friese taal, de synode toestemming heeft gegeven voor het gebruiken van de Friese Bijbelvertaling. Zij is in haar oordeel daarover afgegaan op wat de beide particuliere synoden van Friesland ter zake hebben geadviseerd.

Voorts behoort tot de taak van de generale synode de vaststelling van de belijdenisgeschriften, van de kerkorde, van het psalm- en gezangboek, van de liturgische formulieren en van de orde van dienst. Deze kerkelijke documenten behoren toe aan de gezamenlijke kerken; en het spreekt vanzelf dat de vaststelling daarvan niet kan worden overgelaten aan het vrije spel

|227|

van de afzonderlijke kerken. De gemeenschappelijke gedragslijn ter zake kan uitsluitend door de generale synode worden bepaald. Het zou een grote warboel worden, wanneer iedere kerk het recht en de vrijheid zou hebben om uit te maken wat zij als haar belijdenis wilde aanmerken; welke psalm-berijming en welke gezangen bij haar in gebruik zouden zijn; hoe zij met de inrichting van haar kerkdiensten te werk zou gaan; en of zij al dan niet van liturgische formulieren gebruik wilde maken. Eenheid van optreden behoort in al die opzichten te bestaan, en deze wordt alleen gewaarborgd, wanneer de generale synode de nodige aanwijzingen verstrekt.

Met het oog op de praktische naleving van deze regel moet er een toezien van de kerken zijn op elkander. Ten aanzien van de belijdenisgeschriften zal het niet zo gemakkelijk gebeuren, dat een bepaalde kerk een eigen weg inslaat. Maar ten aanzien van de overige hier genoemde kerkelijke stukken schijnt men soms minder scrupuleus te werk te gaan. Gezangen buiten de goedgekeurde bundel worden soms zonder bezwaar gebruikt. Met de liturgische formulieren neemt men het ook wel eens wat minder nauw. En vooral ten opzichte van de orde van dienst, welke overigens zelf nog al wat vrijheid openlaat, schromen sommigen niet willekeurig te handelen. Het zijn in dat opzicht de kerkeraden, die verantwoordelijk geacht moeten worden.

Met het oog op de aangeduide taak der generale synode geeft het tweede lid nog een bijzondere bepaling. Zij betreft de beslissingen, die de synode ter zake eventueel krijgt te nemen. Natuurlijk gelden voor die beslissingen ook alle bepalingen, welke de kerkorde bevat met betrekking tot het nemen van besluiten door de kerkelijke vergaderingen. Maar er is daarnaast nog een bijzondere bepaling, die hier in acht moet worden genomen. Zij houdt in, dat de synode ten aanzien van de in het eerste lid vermelde zaken geen definitieve beslissingen mag nemen, zonder de mindere vergaderingen in de gelegenheid te hebben gesteld van haar gevoelen blijk te geven. De generale synode mag, met andere woorden, de kerken met haar besluiten niet overvallen. Zij mag nog zoveel voorbereidende arbeid in de genoemde opzichten verrichten of door deputaten doen verrichten, als zij wil, zodra het er over gaat definitieve beslissingen te nemen, behoort zij de mindere vergaderingen er opzettelijk in te kennen. De kerkorde bevat geen voorschrift over de wijze waarop zulks dient te gebeuren. Zij laat alle ruimte om rekening te doen houden met de eigenaardige gesteldheid van elk geval. Hoofdzaak is dat de mindere vergaderingen de gelegenheid ontvangen zich uit te spreken en haar afgevaardigden ter zake de nodige lastgeving te verstrekken met het oog op de te nemen definitieve beslissing. Deze beslissing kan door de synode, gelijk ten slotte wordt bepaald, alleen worden genomen met een gekwalificeerde meerderheid van twee derden der uitgebrachte stemmen. Wanneer dus een beslissing ter zake wordt genomen, mogen wij aannemen dat zij voldoende werd voorbereid en kan rekenen op de instemming, zo niet van alle kerken, dan toch van verreweg het merendeel. 

Een bepaling gelijk hier wordt aangetroffen, kent de oude kerkorde niet. 

|228|

Zij betekent een grote verbetering, waardoor het nemen van onjuiste of onrijpe beslissingen ten opzichte van de zo belangrijke kwesties als in het eerste lid van dit artikel worden genoemd, wordt voorkomen. Zij biedt een veel sterkere waarborg voor een goed beleid dan het bekende artikel 31 der oude kerkorde, dat in de achterliggende jaren tot zoveel strijd aanleiding heeft gegeven. Wel zal iemand misschien nog willen opmerken, dat ook bij de hier gegeven regeling er een kleine minderheid kan zijn, die bezwaar blijft houden tegen definitieve beslissingen der generale synode, en dat in werkelijkheid deze minderheid de Schrift meer op haar hand zou kunnen hebben dan de sterke meerderheid in de synode. Ik zal niet ontkennen, dat die mogelijkheid inderdaad bestaat. Maar voor een dergelijke mogelijkheid kan de kerkorde nu eenmaal geen regeling geven. Dan, in dat alleruiterste geval, is er alleen uitkomst in het beroep op Gods Woord, en gaat het geweten van wie zich aan dat Woord gebonden voelt, krachtig meespreken bij het bepalen van de onder dergelijke omstandigheden te volgen gedragslijn.