Artikel 16
Een dienaar des Woords, die door de generale synode of in overeenstemming met door haar goedgekeurde bepalingen geroepen wordt tot arbeid in opdracht van of ten behoeve van de gezamenlijke kerken, die wel een geestelijk karakter draagt en met de roeping tot de verkondiging van het evangelie in rechtstreeks verband staat, maar die voor hem een verhindering is om zijn taak in de gemeente te blijven verrichten, zal geacht worden in dienst te staan van de gezamenlijke kerken en de eer en de naam van een dienaar behouden.

|86|

 

Predikanten in algemene dienst

Een overeenkomstige regeling als in artikel vijftien treffen wij in dit artikel aan ten opzichte van enkele gevallen, die een afwijkend type vertonen. Hier gaat het niet om predikanten, die uit de dienst der kerken treden, maar juist om predikanten, die in de dienst der kerken blijven, maar niet langer aan een plaatselijke kerk verbonden zijn. Het zijn predikanten die een arbeid krijgen te verrichten, waarop dezelfde kenschetsing als die in artikel vijftien voorkomt, van toepassing is, maar die deze arbeid verrichten in opdracht of ten behoeve van de kerken zelf. Bedoeld worden de hoogleraren aan de Theologische Hogeschool en die aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit en voorts enige anderen, die bij de opleiding voor de zendings- en evangelisatie-arbeid zijn betrokken. Het zijn dus een zeer beperkt aantal personen, die onder deze bepaling kunnen vallen. Want er moet sprake zijn van een benoeming door de generale synode of, indien er niet van een rechtstreekse benoeming sprake is, dan toch van een benoeming, die geschiedt in overeenstemming met door haar goedgekeurde bepalingen.

Wanneer men daarop let, zal het meteen ook duidelijk zijn, waarom in dit artikel niet zoals in het vorige artikel gesproken wordt van een bewilliging van de kerkeraad, een goedkeuring van de classis en een medewerking van de deputaten der particuliere synode. Want in de benoeming door of vanwege de generale synode ligt de kerkelijke goedkeuring en medewerking bij voorbaat reeds opgesloten.

De hier bedoelde personen houden op in een ambtelijke relatie te staan tot de plaatselijke kerk, waaraan zij tevoren als predikant waren verbonden. Door de taak welke zij voortaan krijgen te vervullen, ontstaat er een directe relatie tot de kerken in het gemeen of, wil men liever, tot de gezamenlijke kerken. De kerkorde kent echter geen ambtsdragers in rechtstreekse dienst van classis of synode. Vandaar dat het heet, dat zij geacht worden in dienst te staan van de gezamenlijke kerken. Daarmede wordt de rechtsgrond aangegeven, waarom zij de eer en de naam van een dienaar des Woords mogen behouden.

De artikelen vijftien en zestien maken het mogelijk in alle gevallen, waarvoor er genoegzame gronden bestaan, aan predikanten, ook als zij niet emeritus verklaard kunnen of behoeven te worden, toch de eer en de naam van een dienaar te doen behouden. Alleen blijft soms de vraag, of van een bepaalde arbeid gezegd kan worden, dat hij een geestelijk karakter draagt en met de roeping tot de verkondiging van het evangelie in rechtstreeks verband staat. Zou er te dien aanzien inderdaad soms twijfel rijzen, dan verdient het aanbeveling een uitspraak der generale synode uit te lokken, om ongelijkheid van behandeling door de diverse kerkelijke vergaderingen zoveel mogelijk te voorkomen.

Er worde nog op gewezen dat het in dit artikel bepaalde limitatief is bedoeld. Het is niet mogelijk incidenteel iemand, op grond van dit artikel, het radicaal van predikant te doen behouden. Ook is het niet juist, wanneer

|87|

andere meerdere vergaderingen, naar analogie van het hier bepaalde, zouden willen besluiten aan een dienaar des Woords een soortgelijke positie te geven, te weten in dienst van die bepaalde meerdere vergadering. Om zo iets mogelijk te maken zou de generale synode eerst een nieuwe bepaling in de kerkorde moeten doen opnemen.