|117|

Hoofdstuk II

De vergaderingen van de kerk (Art. 27-66)

 

I. Algemene bepalingen

 

Artikel 27
1. De regering van de kerk en het opzicht en de tucht in de kerk zijn toevertrouwd aan haar vergaderingen.
2. Er zijn vier gewone vergaderingen: de kerkeraad, de classis, de particuliere synode en de generale synode. Van de kerkeraad worden de drie andere vergaderingen onderscheiden als meerdere vergaderingen.
3. Van deze gewone vergaderingen wordt onderscheiden de oecumenische synode, die een buitengewoon karakter draagt en waarop uitsluitend het in artikel 66 bepaalde van toepassing is.

 

Aard en aantal van de vergaderingen

Met dit artikel begint het tweede hoofdstuk van de kerkorde. Dit heeft tot titel: De vergaderingen van de kerk. In de oude kerkorde is sprake van de kerkelijke samenkomsten. Dit verschil in betiteling is van ondergeschikte betekenis, maar vraagt toch even om toelichting. Het woord „samenkomst” geeft gemakkelijk aanleiding tot misverstand. Men kan er bij denken aan de kerkdiensten, die wij gewoon zijn des zondags te beleggen en waaraan de leden der gemeente plegen deel te nemen. Dat zijn onze onderlinge bijeenkomsten. Daarover handelt evenwel dit hoofdstuk niet. Vandaar dat het aanbeveling verdiende naar een andere benaming om te zien. De keuze is daarbij gevallen op het woord „vergadering”. Wij kenden uit de oude kerkorde al de benaming „classicale vergaderingen”. In aansluiting daarbij mag die keuze als verantwoord worden beschouwd.

Overal waar in de kerkorde nu het woord „vergadering” voorkomt, is dit een vaste term en moeten wij denken aan een bepaalde instantie, die een regerende taak vervult in de kerk.

Het tweede hoofdstuk omvat de artikelen 27 tot 66. Dit is een groter aantal dan voor het overeenkomstige hoofdstuk van de oude kerkorde gereserveerd is; want dit strekt zich uit van artikel 29 tot 52. Hier constateren wij dus een onderscheid met de stand van zaken bij het eerste hoofdstuk. In de nieuwe kerkorde telt dit namelijk een geringer aantal artikelen dan in de oude kerkorde.

Het tweede hoofdstuk heeft, evenals het eerste, ook een onderverdeling. Achtereenvolgens komen drie afdelingen aan de orde, getiteld: Algemene bepalingen, de kerkeraad, en de meerdere vergaderingen. De algemene

|118|

bepalingen hebben betrekking op en zijn van toepassing op alle vergaderingen van de kerk, zowel dus op de kerkeraad als op de meerdere vergaderingen. In dit opzicht moet er evenwel een uitzondering worden gemaakt voor één van de meerdere vergaderingen, namelijk de oecumenische synode. Dit staat in het derde lid van artikel 27 aangegeven, wanneer het daar heet, dat op de oecumenische synode uitsluitend het in artikel 66 bepaalde van toepassing is. Deze vergadering draagt, in onderscheiding van de overige in dit artikel genoemde vergaderingen, een buitengewoon karakter. Waarom zulks het geval is, komt later ter sprake. Slechts zij nog aangestipt, dat dit derde lid een nieuw element vertegenwoordigt in de kerkorde. Een analoge bepaling zoekt men in de oude kerkorde tevergeefs.

De bepaling in het tweede lid komt zakelijk overeen met de bepaling, voorkomende in de oude kerkorde. Deze luidt namelijk: Vierderlei kerkelijke samenkomsten zullen onderhouden worden: de kerkeraad, de classicale vergaderingen, de particuliere synode, en de generale of nationale. De uitdrukkingswijze verschilt enigermate. In plaats van classicale vergadering wordt kortweg gesproken van classis. En de benaming „nationale synode” is weggelaten, dit om de eenvoudige reden dat zij ongebruikelijk is geworden. Wij spreken alleen van generale synode.

Ik wil er nog even op attenderen, dat reeds hier het begrip „meerdere vergadering” staat genoemd ter aanduiding van de respectieve kerkelijke vergaderingen, die de kerkorde kent naast de kerkeraad. Ook in de oude kerkorde wordt hetzelfde begrip aangetroffen. Maar daar vindt men het in een der artikelen ingevoerd zonder voorafgaande definiëring. In de herziene kerkorde wordt een opzettelijke omschrijving verstrekt, hetgeen uit formeel oogpunt een verbetering betekent.

Kerkeraad, classis, particuliere synode en generale synode zijn bij alle onderling verschil in dit opzicht met elkander één, dat het alle vergaderingen van de kerk zijn. Als vergadering dragen zij hetzelfde type en hetzelfde karakter. De kerkeraad is in wezen geen andere vergadering dan de classis of de synode. Zo kunnen wij het vinden uitgedrukt zowel in de oude als in de nieuwe kerkorde. De nieuwe betekent evenwel in zoverre een verbetering, dat hier meteen aandacht is geschonken aan een bepaald punt van onderscheid tussen de vermelde vergaderingen: dat naast de kerkeraad de overige vergaderingen als meerdere vergaderingen gesignaleerd moeten worden.

De meest ingrijpende wijziging komt voor in het eerste lid. Dit moet tegenover het bepaalde in artikel 29 der oude kerkorde zelfs als volledig nieuw worden gekenschetst. Is het daarom in werkelijkheid ook een nieuwigheid? Wanneer iemand er in deze zin over zou willen spreken, dan vergist hij zich. Door het opnemen van die bepaling is in wezen niets nieuws ingevoerd, maar wordt alleen de duidelijkheid gediend. In de oude kerkorde ontbreekt elke opzettelijke algemene taakomschrijving van de kerkelijke vergaderingen. Wel wordt daarin over allerlei concrete taken, welke die

|119|

vergaderingen te vervullen hebben, het nodige gezegd. Wanneer men de respectieve artikelen, die in de oude kerkorde aan het onderhavige onderwerp zijn gewijd, nagaat, kan men met behulp van de daarin voorkomende gegevens zich een behoorlijke voorstelling vormen van wat als de algemene taak der kerkelijke vergaderingen moet worden beschouwd. Het resultaat, dat langs die weg met enige moeite kan worden verkregen, komt dan ongeveer neer op wat thans als een soort van definitie in het eerste lid van dit artikel staat opgenomen.

De vraag is nu, of de hier gegeven omschrijving inderdaad als een zuivere samenvatting van wat ook in de oude kerkorde staat bepaald, is te beschouwen. Als taak van de vergaderingen vinden wij hier aangegeven de regering van de kerk en het opzicht en de tucht in de kerk. Deze taakomschrijving sluit ten nauwste aan bij wat reeds in de voorafgaande artikelen is gezegd over de taak van de dienaren des Woords en de ouderlingen. Volgens artikel negen is het de taak van de dienaar des Woords, tezamen met de ouderlingen, over de gemeente de herderlijke zorg uit te oefenen, over haar en over de mede-ambtsdragers het opzicht te hebben en het vermaan en de tucht te oefenen, de leden der gemeente trouw te bezoeken en tevens te trachten anderen voor Christus te winnen. Dezelfde bewoordingen keren in artikel 24 terug bij de omschrijving van de taak der ouderlingen. Van een en ander brengt nu het onderhavige artikel een bondige samenvatting, wanneer dit spreekt van de regering van de kerk en het opzicht en de tucht in de kerk.

Maar, zo zal iemand willen opmerken, de regering van de kerk en het opzicht en de tucht in de kerk komen toe aan de dienaren des Woords en de ouderlingen gezamenlijk, dus aan de kerkeraad, doch geldt hetzelfde eveneens met betrekking tot de meerdere vergaderingen? Deze vraag kan eveneens worden gesteld ten aanzien van de oude kerkorde, al wordt daarin de aangehaalde clausule niet aangetroffen. Ook daarin wordt telkens wat behoort tot de regering van de kerk en het opzicht en de tucht in de kerk, mede toevertrouwd aan de meerdere vergaderingen. Ik wil op enkele bepalingen uit de oude kerkorde wijzen om die bewering te illustreren. Wie zich beklaagt door de uitspraak der mindere vergadering verongelijkt te zijn, heeft het recht op een meerdere vergadering zich te beroepen; en deze meerdere vergadering neemt dan ter zake een beslissing, waaraan de mindere vergadering gebonden is (art. 31). Er is sprake van zaken, die tot de kerken der meerdere vergadering in het algemeen behoren; daarover neemt zulk een meerdere vergadering beslissingen, evenals ten aanzien van zaken, die in de mindere vergaderingen om de een of andere reden niet afgehandeld konden worden (art. 30). In bepaalde gevallen van tuchtoefening, met name over ambtsdragers, is alleen een meerdere vergadering bevoegd tot het uitspreken van de afzetting (art. 79).

Maar nu de eigenlijke vraag. Ik begin met de opmerking, dat er niet staat,

|120|

dat de meerdere vergaderingen zich zonder meer met alle zaken van de regering, het opzicht en de tucht mogen inlaten. Dat staat er niet, en dat is bepaald ook niet de bedoeling. De begrenzing van de taak der respectieve kerkelijke vergaderingen wordt in volgende artikelen gegeven. Elke vergadering der kerk heeft natuurlijk een eigen taak. De classis is niet de kerkeraad en mag zonder meer niet doen wat van de kerkeraad is. Ook de synode is weer onderscheiden van de classis. Elke vergadering heeft haar eigen verantwoordelijkheid en moet zich houden aan de grenzen, die voor haar taak gelden. Met deze beperking, die in diverse artikelen duidelijk staat aangeduid, zoals nog wel zal blijken, moet men bij het uitleggen en verstaan van het onderhavige artikel rekening houden.

De regering van de kerk en het opzicht en de tucht in de kerk zijn niet in dezelfde zin en in gelijke mate toevertrouwd aan de kerkelijke vergaderingen. De taak van de meerdere vergaderingen is anders dan die van de kerkeraad. Niettemin is toch ook aan de meerdere vergaderingen, evengoed als aan de kerkeraad, de regering, het opzicht en de tucht, althans voor een bepaald gedeelte, toevertrouwd. Welk dat gedeelte is, kan niet meteen gezegd worden en behoeft hier ook niet gezegd te worden. Het is van wezenlijk belang om voorop te stellen, dat alle vergaderingen van de kerk, elk voor haar deel, meedoen aan het regeren, het opzicht hebben en het tucht oefenen. Aan de beslissingen van de meerdere vergaderingen moet men in dit opzicht hetzelfde gewicht hechten als aan die van de kerkeraad. Men wordt daarin, per slot van rekening, met hetzelfde gezag geconfronteerd, dat van Christuswege in de kerk wordt geoefend.

De kerkeraad is samengesteld uit ambtsdragers, die hun opdracht hebben van Christus en die in Zijn naam gezag oefenen. Ook de overige kerkelijke vergaderingen, classes en synoden, worden gevormd door ambtsdragers. Dit zijn geen willekeurige ambtsdragers, die persoonlijk zich hebben opgeworpen tot een synode. Zij hebben echter als afgevaardigden van bepaalde kerkelijke vergaderingen zitting en kunnen ook alleen als zodanig zitting ontvangen. Over dit punt zal bij andere artikelen nog nader worden gesproken. Met dit al zijn het steeds ambtsdragers en niet anders dan ambtsdragers, die zitting hebben in de respectieve meerdere vergaderingen. En ook hier hebben zij dan als ambtsdragers hun opdracht van Christus na te komen en in Zijn naam gezag te oefenen. Ook hier mogen zij dan meewerken aan het regeren van de kerk en aan het oefenen van opzicht en tucht in de kerk. Wanneer het anders was, zouden classes en synoden bezwaarlijk als kerkelijke vergaderingen kunnen beschouwd worden. Dan zou alleen de kerkeraad als kerkelijke vergadering kunnen en mogen gelden.

Nu zou men nog kunnen vragen, of een en ander rechtstreeks uit de Heilige Schrift kan worden afgeleid. En meer dan eens wordt deze vraag in werkelijkheid gesteld. Ik moet daarop antwoorden, dat wij in het Nieuwe Testament nergens van een classis of een synode lezen. Ik voeg er meteen aan

|121|

toe, dat wij er evenmin iets lezen over een kerkeraad en over de bevoegdheid, die aan zulk een kerkeraad zou toekomen. Wel lezen wij veel over bepaalde ambtsdragers, die in opdracht van Christus hun taak volbrengen. Het is blijkbaar aan de kerk overgelaten om zelf voor haar nadere inrichting zorg te dragen, met name de vergaderingen aan te wijzen, waarin en waardoor de ambtsdragers de regering, het opzicht en de tucht, welke hun zijn opgedragen, moeten voeren en oefenen. Iets anders is het, of uit allerlei uitspraken en andere gegevens in het Nieuwe Testament niet het een en ander kan worden afgeleid met betrekking tot de plaats en het gezag der respectieve kerkelijke vergaderingen. Dit kan inderdaad met recht worden staande gehouden, gelijk gereformeerde theologen dan ook hebben gedaan. Het is hier echter niet de plaats om deze kwestie in haar geheel te bespreken.