b. De classis

 

Artikel 49
1. Het ressort van een classis wordt gevormd ten minste door zes in elkanders nabijheid gelegen kerken.
2. Indien het aantal kerken meer dan twintig bedraagt, zal, en indien het meer dan twaalf bedraagt, kan tot splitsing van het ressort van een classis worden overgegaan.

|189|

3. Splitsing van het ressort van een classis en wijziging in zijn omvang kunnen niet tot stand komen zonder medewerking en goedvinden van de particuliere synode.

 

Het ressort van een classis

Nadat in de voorafgaande artikelen enkele algemene bepalingen zijn gegeven, die van toepassing zijn op alle meerdere vergaderingen, volgen nu de bepalingen voor de diverse meerdere vergaderingen afzonderlijk. De afdeling, betrekking hebbende op de classicale vergadering, omvat de artikelen 49 tot 52.

In de oude kerkorde zijn de artikelen 41 tot 44 opzettelijk aan de classis gewijd. In hoofdzaak komen daarin dezelfde punten ter sprake als die ook in de hier bedoelde afdeling worden aangetroffen. Maar het onderwerp dat in artikel 49 aan de orde is, vinden wij eigenlijk in de oude kerkorde niet terug. Daar wordt in artikel 41 alleen geconstateerd, dat de classicale vergaderingen zullen bestaan uit genabuurde kerken. Alle bijzonderheden over de vraag, welke die genabuurde kerken zijn, hoe groot haar aantal behoort te zijn, of en in hoeverre er wijziging kan worden aangebracht in dat aantal, en dergelijke vragen meer ontbreken er. Natuurlijk bestond er in dat opzicht wel een bepaalde traditie en praktijk. Maar bij de opstelling van de herziene kerkorde werd het nuttig geacht ter zake toch enkele voorzieningen te treffen en deze vast te leggen in een afzonderlijk artikel. Dit is dan de strekking van het onderhavige artikel.

Wanneer hier sprake is van de classis, moet onder dit begrip worden verstaan de classicale vergadering, een van de meerdere vergaderingen welke de kerkorde kent. Wij kunnen dit opmaken uit de omschrijving, die in het tweede lid van artikel 27 wordt gegeven. Dit luidt: Er zijn vier gewone vergaderingen: de kerkeraad, de classis, de particuliere synode en de generale synode. Het is nodig hierop te letten om te begrijpen de keuze van de in het eerste lid van dit artikel voorkomende bewoordingen. Omdat het vermelde begrip uitgangspunt is, kan men niet zeggen dat de classis wordt gevormd door een aantal kerken, maar moet het luiden, zoals hier terecht gebeurt, dat het ressort van een classis wordt gevormd door een aantal kerken.

De classis zelf, dat is de classicale vergadering, bestaat uit afgevaardigden van de diverse kerkeraden, die leiding geven aan de tot het bedoelde ressort behorende kerken.

Het zijn de kerken die in elkanders nabijheid zijn gelegen, of zoals de oude zegswijze luidde, genabuurde kerken. Men kan niet zeggen dat hier een regel is, rechtstreeks steunende op de Heilige Schrift. In de Bijbel komen geen bepalingen voor over classis of synode. Maar het is wel zo, dat wij in dat in elkanders nabijheid gelegen zijn van de kerken te maken hebben met een wezenlijk kenmerk. Kerken die ver uiteenliggen, kunnen bezwaarlijk

|190|

met elkander de taak vervullen, welke aan de classicale vergadering in de kerkorde wordt toegewezen. Het mag zijn, dat bij de huidige situatie van het verkeer verre afstanden niet meer hetzelfde bezwaar opleveren, dat er vroeger tegen bestond. Maar geheel opgeheven is dat bezwaar ook tegenwoordig niet. Voor een goede samenwerking is en blijft voorwaarde, dat de personen of instanties die samenwerken, vrij dicht bij elkander verkeren en elkander gemakkelijk kunnen ontmoeten, wanneer daaraan behoefte of daartoe aanleiding bestaat.

Het moeten dus in elkanders nabijheid gelegen kerken zijn, die het ressort van een classis zullen uitmaken. Hoe groot moet het aantal van die kerken zijn? Vroeger stond daarover niets bepaald. Nu is het ook duidelijk, dat men ter zake met strikte bepalingen niet kan werken en dat in dit opzicht de nodige soepelheid moet worden betracht. Aan de andere kant is het toch wenselijk, dat niet alles wordt overgelaten aan de loop der dingen. Vooral bij een eenmaal gevestigde kerk, die blijkt te groeien, verdient het aanbeveling, in het belang van een goede ontwikkeling enkele richtlijnen te geven. Het zou niet juist zijn, wanneer het ressort van een classis al te klein of al te groot werd genomen, en evenmin wanneer de respectieve ressorten al te veel in omvang uiteenliepen. Nu is het niet mogelijk in doctrinaire zin vast te stellen, dat de levensvatbaarheid en de bloei van een classicaal ressort afhankelijk zijn van een precies te noemen aantal samenwerkende kerken. Het aangeven van een bepaald aantal blijft altijd min of meer willekeurig. Men heeft het minimum vastgesteld op zes kerken. Dit is gebeurd in aansluiting bij de feitelijke toestand. Een dergelijk klein classicaal ressort komt in werkelijkheid voor. Maar eigenlijk is dit aantal aan de lage kant, vooral wanneer er onder die zes nog een of meer zouden zijn zo zwak en klein, dat zij niet bij machte zijn tot het beroepen van een predikant. Voor mijn besef zouden voor een vruchtbare samenwerking op zijn minst tien kerken vereist zijn.

Er wordt eveneens een maximum genoemd, zulks in verband met de neiging, die zich in het kerkelijk leven af en toe doet bespeuren, om tot splitsing van een classicaal ressort over te gaan. De vrijheid wordt gelaten om tot splitsing te besluiten, wanneer er meer dan twaalf kerken mochten zijn. Het is duidelijk, dat dit aantal, dat in het tweede lid wordt genoemd, samenhangt met het in het eerste lid genoemde minimum. Naar mijn mening hadden de kerken goed gedaan met dit aantal van twaalf hoger te stellen, juist om te voorkomen de mogelijkheid van het ontstaan van veel kleine classicale ressorten. Het is daarom te hopen, dat men in de praktijk van de hier gegeven vrijheid een uiterst bescheiden gebruik zal maken. Voorschrift om over te gaan tot splitsing is er, wanneer meer dan twintig kerken behoren tot eenzelfde classicaal ressort. Men is er blijkbaar van uitgegaan, dat een vergadering samengesteld uit afgevaardigden van een zo groot aantal kerken — het zouden er meer dan veertig, of als de diakenen er bij zijn, meer dan zestig personen zijn — niet voldoende aan haar doel zou kunnen beantwoorden. Deze gedachte

|191|

zal in het algemeen, mede gelet op de in de praktijk opgedane ervaring, wel als juist moeten worden aangenomen.

Er rest nog één bepaling. Deze staat opgenomen in het derde lid. Splitsing van een classicaal ressort en wijziging van zijn omvang kunnen niet zonder meer door de enkele beslissing van de desbetreffende classicale vergadering worden bewerkstelligd. Een dergelijke aangelegenheid kan aan het breder kerkverband niet onverschillig zijn. Met name de aangrenzende classicale ressorten kunnen van een dergelijke beslissing invloed ondergaan, die naar hun oordeel misschien nadelig moet worden geacht. Ook de samenstelling van de particuliere synode kan er door worden beïnvloed. Vandaar dat de kerkorde een beslissing in de aangegeven zin altijd afhankelijk maakt van de medewerking en het goedvinden van de particuliere synode. Dit is alleszins redelijk. Het spreekt vanzelf, dat indien de particuliere synode een afwijzende beslissing zou nemen, voor de desbetreffende classicale vergadering beroep openstaat op de generale synode.