|283|

II. Catechese

 

Artikel 79
1. Aan de kinderen der gemeente en aan anderen die dit begeren, zal in de leer der kerk onderricht worden gegeven om hen voor te bereiden tot het doen van openbare belijdenis des geloofs en tot het vervullen van hun roeping ten opzichte van de kerk en van de wereld.
2. Dit onderricht betreft het verstaan van de Heilige Schrift, de belijdenis en de geschiedenis van de kerk, alsmede het hedendaagse kerkelijke leven, inzonderheid gelijk dit zich openbaart in het werk van evangelisatie en zending.

 

Aard van de catechese

Met dit artikel komen wij in het hoofdstuk over het werk van de kerk tot de tweede afdeling. Deze bevat, over drie artikelen verdeeld, de bepalingen met betrekking tot de catechese.

In de oude kerkorde ontbreekt een artikel over deze aangelegenheid. Wel treffen wij daarin een artikel aan, handelend over de zorg voor de scholen, en daarin komt het catechismusonderricht ter sprake. Het — het is artikel 21 — luidt als volgt: De kerkeraden zullen alomme toezien, dat er goede schoolmeesters zijn, die niet alleen de kinderen leren lezen, schrijven, spraken en vrije kunsten, maar ook dezelve in de godzaligheid en in de Catechismus onderwijzen. Maar het zal geen nader betoog behoeven, dat hoe belangrijk dit onderricht op de scholen ook mag zijn geweest, het behoort te worden onderscheiden van de in de herziene kerkorde genoemde catechese. Deze vormt, ook blijkens het bepaalde in artikel negen, een onderdeel van de taak van de dienaar des Woords, een taak die hij te vervullen heeft geheel af gedacht van het onderwijs op scholen.

Al was er dan geen afzonderlijke bepaling in de oude kerkorde, in werkelijkheid werd er ook toen catechetisch onderricht gegeven. Bij die praktijk is nu aansluiting gezocht in de formulering van de artikelen in de herziene kerkorde.

Het eerste artikel biedt een omschrijving van wat onder de catechese moet worden verstaan. Aard en doel van het catechetisch onderricht wordt zo, zij het in het kort, aangegeven. Kenmerkend is dat het moet geschieden in de leer van de kerk. Het is niet maar in het algemeen godsdienstonderwijs of onderwijs in de Bijbelse geschiedenis, gelijk men gewoon is op christelijke scholen te geven. Wel is er geen sprake van een tegenstelling. Want ook het godsdienstonderwijs kan iemand niet geven zonder daarbij te staan onder de invloed van de leer der kerk of zelfs welbewust zich geheel door die leer te laten leiden. Maar met dit al vormt toch de leer der kerk van dat

|284|

onderwijs niet het uitgangspunt. Zo moet het echter juist wel gesteld zijn, wanneer de dienaar des Woords bezig is zijn catechisanten te onderwijzen.

Zij moeten in de leer der kerk worden ingeleid. Wat moet hier onder worden verstaan? Dit blijkt uit het tweede lid, waar van dat onderricht nog een nadere omschrijving wordt geboden. Het blijkt daar dat het begrip kerkleer in een ruime zin is genomen. Want dat onderricht omvat het verstaan van de Heilige Schrift, de belijdenis en de geschiedenis van de kerk en het hedendaagse kerkelijke leven. Op zichzelf is de hier genoemde stof zeer breed. Het is, om maar iets te noemen, geen kleinigheid heel de geschiedenis van de kerk in de loop der eeuwen te moeten behandelen, zelfs als men zulks alleen tracht te doen in hoofdtrekken. Het spreekt haast vanzelf, dat het niet de bedoeling kan zijn op die wijze de bedoelde stof aan de orde te stellen. Gedacht moet worden aan een uiterst geconcentreerde behandeling. Het genoemde dient alleen ter sprake te komen, voorzover het kan helpen de leer van de kerk te verduidelijken, deze goed en overtuigend in het licht te stellen. De vermelde bestanddelen van de stof zijn daartoe onmisbaar. Ten aanzien van de leer der kerk zal iemand in het duister blijven tasten, wanneer hij niet weet door te dringen tot het verstaan van de Bijbel; als hij niet op de hoogte is van de gang en de inrichting van het kerkelijke leven, gelijk dit op het moment zich voordoet. Wat dit laatste bestanddeel der stof betreft, bevat de bepaling nog een nadere aanduiding. Het is namelijk niet alleen nuttig dat de catechisanten vernemen, hoe het kerkelijke leven er van binnen uitziet. Daarnaast is het evenzeer noodzakelijk, dat zij ingelicht worden over het werk van evangelisatie en zending. Niet zonder opzet is deze toevoeging opgenomen. Men heeft daardoor willen doen uitkomen, zij het op sobere wijze, de missionaire of wil men liever de apostolische gerichtheid, die het werk van de kerk behoort te kenmerken.

Het zal niet nodig zijn over de bestanddelen van de catechetische stof breder uit te weiden. Het is niet de bedoeling in deze uiteenzetting een volledige catechetiek te geven.

Beantwoording vereist nog de vraag, wie door middel van het bedoelde onderricht met de leer der kerk vertrouwd gemaakt moeten worden. Het zijn uit de aard der zaak met name de kinderen der gemeente, die daarvoor in aanmerking komen. Ten opzichte van hen hebben hun ouders allereerst een taak te vervullen. Vanouds werd bij de Gereformeerden in wat genoemd werd de huiscatechisatie, een roeping der ouders gezien. Als het goed is, zullen zij ook zonder daarop opzettelijk te zijn gewezen, dit in mindere of meerdere mate beseffen en hun roeping in dat opzicht trachten na te komen. Zij hebben niet enkel voor het lichamelijk welzijn van hun kinderen zorg te dragen. Deze zorg behoort zich eveneens uit te strekken tot de geestelijke en godsdienstige opvoeding. Het behoort mede tot de taak van de ouderlingen om er op toe te zien, dat de ouders in dat opzicht hun roeping naar de eis vervullen, en om in het tegengestelde geval hen daartoe ernstig op te wekken.

|285|

Naast deze taak van de ouders heeft de kerk met haar catechese een eigen taak te volbrengen. Deze taak komt dan, gelijk opgemerkt werd, ten goede allereerst aan de kinderen der gemeente. Van de ouders en andere verzorgers mag worden verwacht en verlangd dat zij hun kinderen naar de catechisatie zullen zenden. Het moet regel zijn, dat de kinderen der gemeente deelnemen aan het catechetische onderricht.

Mede om voor allen de mogelijkheid te openen zich aan die regel te houden, hebben de kerken voor kinderen van schippers een afzonderlijke regeling ontworpen. Jaarlijks wordt er een rooster vastgesteld, die in de daarvoor in aanmerking komende kerken gevolgd wordt, zodat de bedoelde kinderen waar zij ook ter catechisatie verschijnen, weten kunnen welke stof aan de beurt van behandeling is.

De kinderen der gemeente zijn echter de enigen niet, die in dat onderricht worden betrokken. Ook anderen kunnen tot dat onderricht worden toegelaten. In de bepaling van de kerkorde is sprake van anderen, die dit begeren. Een dergelijke algemene omschrijving is hier op haar plaats. Het is ondoenlijk een preciesere aanduiding te geven en daarbij nog bepaalde categorieën te onderscheiden. Het behoeven ook niet uitsluitend kinderen te zijn, die in de termen vallen voor dat onderricht. Onder die anderen zullen juist meermalen zich ouderen bevinden, welke persoonlijk hun begeerte ter zake kenbaar maken.

De catechese heeft een eigen doelstelling. Deze wordt in de kerkorde duidelijk aangegeven. Zij bestaat in tweeërlei. In de eerste plaats bestaat zij in het voorbereiden tot het doen van openbare belijdenis des geloofs. Daarover is bij artikel 75 al het nodige gezegd. Maar in het voorbereiden daartoe gaat de catechese niet op. Zij heeft een veel ruimere strekking. De behoefte aan zulk een ruimere strekking kan worden afgeleid uit het onderscheid tussen kerk en koninkrijk Gods. De catechisanten moeten niet alleen worden opgeleid tot goede en overtuigde leden der kerk, die hun zaligheid zoeken in de enige Heiland Jezus Christus. Maar zij zullen ook hun plaats moeten weten te vinden in het koninkrijk Gods, om in de wereld mede te strijden voor de komst en de uitbreiding van dat rijk. Zo wordt hier dan ook gezegd, dat de catechese beoogt de deelnemers voor te bereiden tot het vervullen van hun roeping ten opzichte van de kerk en van de wereld.

Voor de volledigheid zij er op gewezen dat soms ook catechisatie wordt gegeven aan personen die reeds belijdenis des geloofs hebben afgelegd. Het spreekt vanzelf, dat daartegen geen enkel bezwaar behoeft te bestaan. Dergelijke oefeningen kunnen juist veel nut afwerpen. Maar tegelijk zal het duidelijk zijn, dat zij een ander karakter vertonen dan de hier besproken catechese. In naam mag er dan gelijkheid bestaan, naar aard en doel valt er een wezenlijk onderscheid te constateren. Men zou alleen kunnen opmerken, dat ook hierbij in geding is de toerusting tot het vervullen van de roeping, welke de gelovigen hebben ten opzichte van de kerk en van de wereld.