§ 38.
Kerkelijke Quaestoren.

Een bijzondere tak van Kerkbestuur is die der geldmiddelen ter verzorgen inzonderheid van behoeftigen of in het algemeen tot christelijke weldadigheid, geheel in overeenstemming met den geest van het Evangelie. — De regeling nu dezer kerkelijke fondsen, in onderscheiding van die, welke voor de eerdienst ook van gouvernementswege beschikt worden, staat geheel en volledig ter beschikking der Kerk; en de zorg en het bestier derzelver, is, onder toezigt van kerkelijke vergaderingen, aan kerkelijke ambtenaren, de Quaestoren, opgedragen.

Aan het hoofd derzelver staat de Quaestor-Generaal der Hervormde Kerk van Nederland, of de Quaestor der Synode. Deze is belast met het bestier van de algemeene geldmiddelen der Hervormde Kerk, en van alle fondsen, daartoe betrekkelijk. — Hiertoe behooren:

|152|

de klassikale kas, het fonds voor noodlijdende Kerken en de algemeenen weduwenbeurs. — Hij ontvangt de inkomsten en geldmiddelen der Kerk, zoowel die uit ’s lands kas, als uit de toelagen der Gemeenten uitbetaald worden; — hij ontvangt van de Synode de beschikking over die geldmiddelen; — voert dezelve uit — en verantwoordt zich jaarlijks aan de Synode. — Daartoe heeft hij stem en zitting in de synodale vergadering. — Hij wordt benoemd uit een der Ouderlingen of Oud-Ouderlingen van Amsterdam, op dezelfde wijze als de Secretaris der Synode (1).

De overige Quaestoren der kerkelijke collegiën worden door de verschillende collegiën zelve benoemd, die geheel vrij zijn in de keus hunner Quaestoren, terwijl zij ter verzekering hunner belangen op dezelver beheer en verantwoording nadere bepalingen maken kunnen (2); in welk geval van dezelve wordt kennis gegeven aan het Ministeriëel Departement (3).


(1) Alg. Regl., Art. 10. — Reglem. op de klassikale kosten, Art. 20 verv., bij v.d. Tuuk, I. 281. — Minist. Dispos. omtrent de kosten der klassikale Besturen, 21 Maart 1817, Art. 18, bij v.d. Tuuk, I. 296. — Reglem. op het algemeen Weduwenfonds, Art. 17, bij v.d. Tuuk, I. 485. — Dispos. op de overdragt van kerkelijke Liefdefondsen, 6 Dec. 1817, bij v.d. Tuuk, I. 490-493, en Handel. der Synode, 17 Julij 1817, bl. 129.
(2) Minist. Dispos. omtrent de benoeming van Quaestors bij de kerkelijke Besturen, 9 April 1833, bij v.d. Tuuk, III. 121.
(3) Missive van den Comm.-Gener. omtrent de betalingen der Tractementen, 27 Maart 1816, bij v.d. Tuuk, II. 211.

|153|

Gelijk zij in het algemeen belast zijn met het geldelijk beheer dezer Kerkbesturen, en als algemeene maatregel is vastgesteld, dat bij de provinciale en klassikale besturen de Secretarissen en Scriba’s tevens als Quaestors fungeren, voor zooverre die collegiën daaromtrent geene andere beschikkingen maken, zoo zijn meer bijzonder de werkzaamheden der klassikale Quaestoren bepaald. Dit was te noodzakelijker om het beheer der klassikale kas. Zij toch ontvangen de klassikale quotas van de Gemeenten; geven berigt aan de Kerkvisitatoren voor den aanvang der kerkvisitatie van de Gemeenten, die in de betaling zijn achterlijk gebleven, en bij voortdurende achterlijkheid geven zij daarvan berigt aan den Quaestor der Synode. — Van denzelven ontvangen zij tevens de benoodigde gelden ten behoeve van hun klassikaal Bestuur en de Ringsvergaderingen; gelijk zij ook de bij hen overschietende gelden aan denzelven overmaken (1). Ook zijn derzelver werkzaamheden ten opzigte der vakatuurpenningen en andere klassikale fondsen bepaald (2).

De Quaestor der klassikale vergadering kan van dien des klassikalen bestuurs onderscheiden zijn. Hij bestuurt de fondsen en gelden, die ter dispositie staan dier vergadering, als de klassikale weduwenbeurs en


(1) Instructie voor de Secretarissen en Scriba’s, b.a. bij v.d. Tuuk, I. 184. — Reglem. op de klassikale kosten, bij v.d. Tuuk, I. 275, 281.
(2) Circulaire ter informatie van de klassikale Quaestors enz. tot den ontvang der vakatuurpenningen, 23 Sept. 1818, bij v.d. Tuuk, I. 384.

|154|

andere fondsen, welker rekening op de klassikale vergadering wordt afgehoord en gesloten. — Hij wordt door de klassikale vergadering benoemd (1).

Ook de Quaestoren der Ringen hebben de zorg voor de geldelijke belangen der Ringen, en ontvangen de vakatuurpenningen (2).


(1) Alg. Regl., Art. 67, bij v.d. Tuuk, I. 22.
(2) Reglement op de Vakaturen, Art. 25, bij v.d. Tuuk, III. 288.


Royaards, H.J. (1834)