§ 29.
Klassikale Besturen (2).

In de Hervormde Kerk van Nederland toch zijn alle besturen naauw zamen verbonden. Is nu elk Provinciaal Ressort verdeeld in Klassen; het kerkelijk bestuur in elk Klassikaal Ressort is opgedragen aan een Klassikaal Bestuur of eene Commissie van Moderatoren voor het kerkelijk Bestuur in het klassikaal Ressort (3). Dit Bestuur, in elke Klasse aanwezig, vormt het middenpunt tusschen het Provinciaal


(2) Zie de algemeene bepalingen voor de Klassikale Besturen in het Alg. Regl., Art. 49-64, bij v.d. Tuuk, Handb. a. I. bl. 17-22.
(3) Alg. Regl. t.a.p., Art. 55.

|110|

Bestuur en de Gemeenten. — Gelijk nu het Provinciaal Bestuur de algemeene belangen der Provinciale kerken behartigt, zoo komt het meer bijzondere voor de verschillende Klassen bij dit Bestuur voor.

Ook in de inrigting en zamenstelling dezer vergadering heerscht, even als in de overige Collegiën, het vertegenwoordigende stelsel. — Zij bestaan uit een Praeses, die tevens Lid is van het Provinciaal Bestuur voor zijn Klassikaal Ressort, en den band bewaart tusschen beide Besturen; — den Secundus van denzelven, als Assessor fungerende; — twee, drie of vier gecommitteerde Predikanten, naar belang van de uitgebreidheid der Klassen of de talrijkheid der Leden, — een Scriba — en een Ouderling of Oud-Ouderling.

Eveneens geschiedt de benoeming dezer Moderatoren en van den Scriba langs den kerkelijken weg, door den Koning, uit de Predikanten, Ouderlingen en Moderatoren van het Klassikaal Ressort. — Voor elk der bestaande vakaturen wordt een zestal opgemaakt door de jaarlijksche Klassikale Vergadering, en dit door het Provinciaal Kerkbestuur tot een drietal verminderd. — Voor den President is geene benoeming noodig, evenmin als voor den Assessor, daar dezen uit het Provinciaal Bestuur worden afgevaardigd als Praeses en Assessor der Klassikale Moderatoren. — De Secretaris wordt bij voorkeur gekozen uit de Predikanten der Klassikale Hoofdplaats, of derzelver nabuurschap.

De aftreding heeft verschillend plaats. Jaarlijks

|111|

treedt een of twee Moderatoren, naar gelang van het aantal Leden af, doch blijft weder benoembaar. — De Secretaris blijft drie jaren aan; de Praeses en Assessor, zoo lang zij zitting hebben in het Provinciaal Bestuur.

De vergaderingen worden zesmaal ’s jaars gehouden; op den laatsten Woensdag in de maanden Januarij, Maart, Mei, Julij, September en November. Doch evenzeer als bijzonder des winters de vergadering kan worden uitgesteld, indien de werkzaamheden zulks toelaten, kan ook de Praeses buitengewone vergaderingen beleggen (1).

De werkzaamheden der Klassikale Besturen zijn geregeld naar den aard van derzelver vergaderingen. — Eigenlijk wetgevend gezag is aan deze Collegiën niet opgedragen. — Maar gelijk er voor elke Afdeeling der Kerk een dubbel beheer is, dat van dadelijke bestiering of zorg, en dat van toezigt, zoo zijn daarin vooral de grenzen van hunne werkzaamheden afgebakend. „Zij zorgen voor de belangen der Kerken in hun Ressort, en houden toevoorzigt over de Gemeenten (2).” — Wat daar buiten ligt, geldt hen niet. Van deze beide beginselen uitgaande, heeft men die werkzaamheden bij de bijzondere reglementen nader bepaald. Wij zullen de hoofdtrekken van derzelver zorg en toezigt aanwijzen.

Deze zorg en waakzaamheid over de belangen der


(1) Alg. Regl., Art. 55-59.
(2) Alg. Regl., Art. 60.

|112|

Gemeenten in hun Ressort strekt zich uit tot alle maatregelen, die daartoe dienstig zijn. Daartoe volbrengen zij, wat hun door de Provinciale Besturen wordt aanbevolen, en houden correspondentie met dezelven, zoo wel als met de Praetoren der Ringen en de Kerkeraden der onderscheidene Gemeenten (1). — Voorts is hun het geldelijk beheer der klassikale kosten aanbevolen (2) en de overmaking der gelden voor noodlijdende Kerken (3), het doen van voordragten omtrent de bedeeling, maar geenszins het bestuur der klassikale weduwenbeurzen (4), schoon zij de belangen der Predikantsweduwen en weezen behartigen. — Waar zij misbruiken ontwaren in de administratie der kerkelijke fondsen, geven zij daarvan berigt aan de Provinciale Kerkbesturen, even als zij aan dezelve de verslagen der Ringsvergaderingen overmaken, en van deze voorstellen en adressen voor de Synode ontvangen, en hooger opzenden, tenzij zij zulks weigeren (5).

Gelijk aan de Provinciale Kerkbesturen het Examen der Kandidaten, zoo is aan de Klassikale Besturen het Examen en de toelating der Katechiseermeesters


(1) Ald. Art. 61.
(2) Reglem. op de klassikale kosten, Art. 13, bij v.d. Tuuk, I. 276.
(3) Dispositie op de overdragt en overmaking van kerkelijke Liefdefondsen, d.d. 6 Dec. 1817, bij v.d. Tuuk, I. 492.
(4) Synod. Resol. over de wijze van bedeeling uit het fonds van noodlijdende Kerken, 13 Julij 1822, te vinden in de Hand. der Synode, 1822, bl. 101, 102, en bij v.d. Tuuk, Handb. II. 118, — en v.d. Tuuk, I. 473.
(5) Alg. Regl., Art. 91, en 83.

|113|

opgedragen. Hierdoor kunnen zij vooral waken voor het heil der Kerk (1).

Reeds is in deze werkzaamheden zoowel beheer als toezigt naauw verbonden, gelijk de aard van ons christelijk Kerkbestuur zulks medebrengt; doch ook meer regtstreeks houden zij toezigt in andere betrekkingen, hun opgedragen. — Zoodanig toezigt oefenen zij uit over de Gemeenten en Kerkeraden, vooral bij de Kerkvisitatie, die door de Leden van het Klassikaal Bestuur verrigt wordt, en welke onder de belangrijkste werkzaamheden behoort, waardoor de Afgevaardigden bij eene gemoedelijke behartiging welligt meer heil kunnen stichten, dan door eenige andere hunner werkzaamheden (2). — Dit toezigt over de Gemeenten is vooral werkzaam ten opzigte van vacaturen en beroepingen, bevestiging en ontslag der Predikanten. Alle bijzondere en plaatselijke schikkingen daaromtrent te maken, zijn den Gecommitteerden opgedragen. De zorg voor de vervulling van de dienst bij vacerende Gemeenten; de aanvrage om handopening en de approbatie der beroepingen; de zorg voor Consulenten en de Ringbelangen, en alle verdere schikkingen, opdat ook deze belangen der Gemeente met orde worden behartigd, zijn aan dit Bestuur toevertrouwd (3). — Zij waken


(1) Zie Reglement op het Godsdienstig Onderwijs, Art. 21, bij v.d. Tuuk, Handb. t.a.p. I. 319.
(2) Reglem. op de Kerkvisitatie, Art. 2, bij v.d. Tuuk, t.a.p. III. 137.
(3) Reglem. op de Vacaturen en Beroepingen, bij v.d. Tuuk, III. 283 verv.

|114|

voor het belang der Kerk door naauwkeurig toezigt te houden, dat de wet en verordeningen op het prediken van Studenten stipt worde gehandhaafd (1). Ook dit staat onder hun onmiddelijk opzigt.

Aan het Ministeriëel Departement geven zij berigt van de veranderingen in het personeel en het bestuur der Ringsvergaderingen, en der Gecommitteerden tot den ontvang der vacatuurpenningen (2).

Eindelijk is in dat gedeelte der kerkelijke regtspleging, dat aan hen is opgedragen, een niet onbelangrijk opzigt over Kerkeraden en Predikanten gelegen. — Hetzelve strekt zich uit tot de beslissing van alle geschillen der Kerkeraden, — tot de tijdelijke schorsing (suspensie) van Predikanten, Kandidaten en Kerkeraadsleden, — en tot de vonnissen in appèl op alle besluiten der Kerkeraden (3).


(1) Synodale Resolutie omtrent het prediken van Studenten, 24 Julij 1816. Zie Handel. der Synode, 1816, bl. 72, en v.d. Tuuk, t.a.p. I. 261, — en nadere verordeningen op hetzelve, 12 Julij 1820, — en de Handel. der Synode, 1820, bl. 54 verv. en bij v.d. Tuuk, II. 12.
(2) Circulaire, d.d. 7 Sept. 1822, bij v.d. Tuuk, t.a.p. II. 129.
(3) Regl. van kerkelijk Opzigt en Tucht, t.a.p., — en meer hierover in het Tweede Deel.


Royaards, H.J. (1834)