§ 8.
Bronnen voor het hedendaagsche Kerkregt der Hervormden.
Minder verspreid en meer bepaald zijn de bronnen
|23|
voor ons hedendaagsche Nederlandsch-Hervormde Kerkregt. Men vindt
dezelve in:
1. De Heilige Schrift.
2. De Symbolische en Liturgische Schriften
(1).
3. De Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden,
1815, Hoofdst. 6, Art. 190-196.
4. De Artikelen van het Weener Congres bij de
vereeniging van België met Holland (2). — Dit zal echter na de
afscheiding van België als voortdurende bron als zoodanig moeten
vervallen.
5. Het Algemeen Reglement op het Bestuur der Hervormde
Kerk in het Koningrijk der Nederlanden; ontworpen door eene
consulerende kerkelijke commissie, en gesanctioneerd ingevoerd
door Koninklijk Besluit, d.d. 7 Jan. 1816, n. 1 (3).
6. De Reglementen der Synode op:
a. het Examen en de toelating tot het Leeraarsambt bij
de Herv. Kerk, vervaardigd in 1816, gerevideerd in 1831 (4);
b. op de beroepingen en vakaturen, verv. in 1816, gerev.
in 1826 (5);
(1) Zie boven § 6. n.
(2) Zie Broes, Kerk en Staat, IV. n. 403.
(3) Zie v.d. Tuuk, Handboek I. p. 3-28. — Broes,
Kerk en Staat, IV. n. 418-435.
(4) Zie v.d. Tuuk, Handb., I. 243 volg. Het gerevideerde
Reglement, vervaardigd na de uitgave van het laatste deel van dit
Handboek, in 1830, is nog niet opgenomen in hetzelve, maar is te
vinden in de Handel. der Synode, 1831, bl. 170 verv. —
Broes, Kerk en Staat, IV. 418.
(5) Zie v.d. Tuuk, t.a.p. I. 345 volg. en III. 281 volg.
|24|
c. de klassikale kosten, verv. in 1816, gerev. in 1826
(1).
d. de Kerkvisitatie, verv. in 1816, gerev. in 1823
(2).
e. het godsdienstig Onderwijs, verv. in 1816, gewijz. in
1821 (3).
f. de uitoefening van kerkelijk opzicht en tucht, verv.
in 1816, gerev. in 1826 (4).
g. de algemeene Predikants-Weduwenbeurs, verv. in 1819,
geamp. in 1821 (5).
h. Algemeen Regl. op de Kerkeraden, verv. in
1825 (6).
7. De huishoudelijke Reglementen der Provinciale Besturen op
de Kerkeraden in Gelderland, Noord- en Zuid-Holland,
Zeeland, Utrecht, Vriesland, Groningen, Overijssel, Drenthe en
Noord-Braband; bekrachtigd bij Koninklijke Besluiten van 30 Dec.
1829, nº. 104, en 25 April 1830, nº. 114 (7).
8. De vroegere Reglementen en bepalingen, alsmede
wijzigingen van sommige reglementen, door vroegere politieke
inrigtingen en kerkelijke wetgeving in zaken, die bij de latere
wetgeving niet bepaald zijn (8).
(1) t.a.p. I. 273 volg.
(2) t.a.p. I. 331. III. 137.
(3) t.a.p. I. 315.
(4) t.a.p. I. 398 volg. III. 204 volg.
(5) t.a.p. I. 482.
(6) t.a.p. III. 244.
(7) Deze zijn afzonderlijk, na 1827 uitgegeven en ingevoerd, en
alzoo niet in het Handboek tot dusver opgenomen.
(8) Men heeft in sommige Gewesten niet kunnen afwijken van
bestaande provinciale verordeningen; ook in het regt van
collatie. ➝
|25|
9. De provinciale Reglementen op de kerkelijke Administratie, gearresteerd door Koninklijk Besluit voor Zeeland, 13 Febr. 1819, nº. 8. — Voor Noord-Holland en Zuid-Holland, 12 Nov. 1819, nº. 65. — Voor Noord-Braband, Groningen en Drenthe, 2 Julij 1820, nº. 22. — Voor Gelderland, 23 Julij 1821, nº. 13. — Voor Overijssel, 2 Julij 1822, nº. 22. — Voor Utrecht, 14 Maart 1823, nº. 95. — En voor Vriesland, 12 Dec. 1823, nº. 83 (1).
➝ Zie Handb. I. 344, 369, en in andere gevallen;
waarvan later. De Synode heeft dan ook bepaald, „dat zoodanige
voorschriften als voor de Kerkenraden, en voor derzelver Leden in
het bijzonder, uit kracht van vroegere algemeene kerkelijke
wetten zijn aangenomen, — gerekend moeten worden derzelver
verbindende kracht te behouden, en zulks overeenkomstig, en op
grond van Art. 10 van het Algemeen Reglement op het Bestuur der
Hervormde Kerk in het Koningrijk der Nederlanden, hetwelk als
eene Grondwet der Nederl. Herv. Kerk moet worden aangemerkt.” Zie
Synodale Aanschrijving omtrent de pligten der Kerkenraden en
van derzelver Leeraren, 15 Julij 1824, bij v.d. Tuuk,
Handb. III. 153. Art. 10 van het boveng. Algem.
Reglement bevat voorts: „dat alle (met dit Reglement en
latere verordeningen) niet overeenkomstige wetten en inrigtingen
bij het successivelijk in werking brengen dier verordeningen,
gehouden worden voor vervallen.” Alg. Regl., Art. 10, bij v.d.
Tuuk, Kerkel. Handb. I. 7. Ook later in het Algem.
Reglement op de Kerkeraden leest men: „De bepalingen in
dit Reglement voorkomende omtrent der Diakenen beheer en
verantwoording, worden verstaan, behoudens de reeds bestaande
algemeene of plaatselijke verordeningen, en die, welke in
vervolg zullen worden daargesteld.” — Zie Art. 3: bij v.d. Tuuk,
Handb. III. 250.
(1) t.a.p. III. 1-118, alwaar al deze Reglementen onderling
vergeleken voorkomen.
|26|
10. De Handelingen der Herv. Synode in het Koningrijk
der Nederlanden, en Synodale Aanschrijvingen,
Resolutiën, Circulaires.
11. Koninklijke Besluiten en Ministeriëele
Aanschrijvingen, alsmede Instructiën en Organisatie der
O.I. Kerken en andere instellingen (1).
Deze bronnen zijn grootendeels verzameld in de Handelingen der Synode en in het kerkelijk Handboek van van der Tuuk (2); terwijl men de Hulpmiddelen tot de kennis van het Kerkregt aantreft of aangewezen vindt in de Bijdragen tot den Eeredienst; — de historische werken van Ypey, Dermout, Broes, Kist en in andere schriften (3).
(1) De Organisatie der O.I. Kerken, zie v.d. Tuuk, t.a.p.
I. 101 volg. II. 44 volg., en Broes, Kerk en Staat, IV.
II. 433 volg.
(2) Handelingen van de Algemeene Christelijke Synode der
Hervormde Kerk in het Koningrijk der Nederlanden, ’s Grav.
ter Landsdrukkerij. Jaarlijks worden deze Handel. in een
afzonderlijk deel in 4º. uitgegeven. Thans bestaan reeds 17
deelen: van 1816-1832, alsmede een deel: Register op de
Handelingen van de Algemeene Christelijke Synode der Herv. Kerk
in het Koningrijk der Nederlanden, over de eerste twaalf jaren
1816-1827, 4º. 93, nevens eene Tabellarische Zamenstelling
der Synodale Vergad. van 1816-1827. — Zie de aanleiding tot
uitgave der Synodale Handelingen in de Handel. der
Synode over 1820, 36, 75-77; verg. met 1822, bl. 100, 1824,
bl. 28, 1827, bl. 131.
In Van der Tuuks Handboek b.a., komen voor de bronnen,
onder nº. 5, 9, 11, en deels die onder nº. 6, tot op het jaar
1827.
(3) Nieuwe Bijdragen ter bevordering van de kennis en
➝
|27|
➝ verbetering van den Eeredienst, het Leeraarambt en Kerkelijk Bestuur. Zutphen 1816. (Deze strekten ten vervolge op het Mag. voor den Openb. Godsdienst, 1804, en de Bijdragen ter bevordering van den Openb. Godsdienst enz., 1809), — en Nieuwe Bijdragen ter bevordering van de kennis ene verbetering van den openbaren Eeredienst, het Leeraarsambt en kerkelijk Bestuur, als ook van de theologische wetenschappen, bij de Protestantsche Christenen; verz. door H.W.C.A. Visser, Sneek 1824, 4 Jaargangen. In deze verschillende Bijdragen vindt men vele der staats- en kerkelijke bepalingen omtrent ons Kerkbestuur en Reglementen opgenomen, en tevens sommigen derzelver in afzonderlijke Bijdragen beoordeeld. De overige schriften zijn boven aangehaald.